4. Grieks: praesens incl. imp en inf

Praesens
De persoonsvormen, imperativus en infinitivus 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Praesens
De persoonsvormen, imperativus en infinitivus 

Slide 1 - Diapositive

Op welke letters eindigt een 3 ev praesens ook alweer in het Grieks?
A
-ουσιν
B
-ει
C
-ειν
D
-ος

Slide 2 - Quiz

Welke tijd is het praesens?
A
Verleden tijd
B
Gebiedende wijs
C
Tegenwoordige tijd
D
Voltooid verleden tijd

Slide 3 - Quiz

1 ev
2 ev
3 ev
1 mv
2 mv
3 mv
jij
wij
hij/zij/het
jullie
ik
zij

Slide 4 - Question de remorquage

1 ev
2 ev
3 ev
1 mv
2 mv
3 mv
εις
ομεν
ει
ετε
ω
ουσι(ν)

Slide 5 - Question de remorquage

0

Slide 6 - Vidéo

Maak af in de juiste volgorde:
ik jij .......... (gebruik geen komma's of andere leestekens bij het noteren)

Slide 7 - Question ouverte

Noteer de Griekse uitgangen van het praesens

Slide 8 - Question ouverte

Infinitivus 
- De infinitivus (inf) is het hele werkwoord
- Je herkent het aan -ειν, bijvoorbeeld λυειν
- Je mag een infinitivus vertalen met 'om te' of 'te', maar soms mag je die woorden ook weglaten

Voorbeeld: ik heb zin om te lopen
ik heb zin = persoonsvorm. Om te lopen = inf

Ander voorbeeld: ik wil lopen
ik wil = persoonsvorm. Lopen = inf

In het Nederlands staat er dus nog een persoonsvorm in de zin.

Slide 9 - Diapositive

Staat er een infinitivus in deze zinnen?
Zij lopen naar school
Zij willen naar school fietsen
A
Ja, lopen
B
Ja, willen
C
Ja, fietsen
D
Nee, er is geen inf.

Slide 10 - Quiz

Welke zin is goed Grieks?
A
ὁ θεος τας γυναικας λυειν
B
ὁ θεος τας γυναικας λυει
C
ὁ θεος τας γυναικας λυουσιν
D
ὁ θεος τας γυναικας λυετε

Slide 11 - Quiz

Imperativus = gebiedende wijs
Als je in het Grieks een opdracht wilt geven, dan gebruik je de gebiedende wijs, ook wel de imperativus genoemd. 
De imperativus ev (bevel aan 1 persoon) eindigt op -ε: λυε = maak los!
De imperativus mv (bevel aan meerdere personen) eindigt op -ετε: λυετε = maak(t) los

χαιρε (van χαιρεω = blij zijn) betekent dus letterlijk....?

Slide 12 - Diapositive

Wat betekent χαιρε (van χαιρεω = blij zijn) letterlijk....?

Slide 13 - Question ouverte

Je kunt χαιρε ook in het meervoud zetten. Wat is dat?

Slide 14 - Question ouverte

Twee tips bij het herkennen van de imp
- Vaak, maar niet altijd, staat er een vocativus bij de imperativus. Die herken je vaak aan de ὠ die ervoor staat:
ὠ κορη, ἀκουε της ἀδελφης
(Oh) meisje, luister naar de zus! 

- Een ontkenning in een zin? Een Griek gebruikt dan μη in plaats van οὐ
ὠ κοραι, μη ἀκουετε της ἀδελφης
(Oh) meisjes, luister(t) niet naar de zus!

Slide 15 - Diapositive

Even terug naar de naamvallen. Welke naamval heeft της ἀδελφης?
ὠ κορη, ἀκουε της ἀδελφης
A
Nominativus
B
Genitivus
C
Dativus
D
Accusativus

Slide 16 - Quiz

Probeer te bedenken waarom της ἀδελφης in deze zin in de genitivus staat.
ὠ κορη, ἀκουε της ἀδελφης

Slide 17 - Question ouverte

Welke zin is goed Grieks?
A
ὁ θεος τας γυναικας ἐθελει λυειν
B
ὁ θεος τας γυναικας λυετε ἐθελειν
C
ὁ θεος τας γυναικας λυειν ἐθελειν
D
ὁ θεος τας γυναικας λυειν ἐθελουσιν

Slide 18 - Quiz

Met welke woorden mag je een infinitivus dus vertalen?

Slide 19 - Question ouverte

Wat is dus de ontkenning in een normale zin? (het woordje 'niet')

Slide 20 - Question ouverte

Wat is dus de ontkenning bij een imperativus?

Slide 21 - Question ouverte

Vertaal de volgende zin (ὀργιζω = boos maken)

ὠ θυγατερ, την μητερα μη ὀργιζε

Slide 22 - Question ouverte

Vertaal de volgende zin:
την μητερα οὐ ὀργιζεις

Slide 23 - Question ouverte

Vertaal de volgende zin:
την μητερα οὐ ὀργιζειν ἐθελετε

Slide 24 - Question ouverte

την μητερα οὐ ὀργιζειν ἐθελετε

Wat voor vorm is ὀργιζειν?
A
3 mv praesens
B
Imperativus mv
C
Imperativus ev
D
Infinitivus

Slide 25 - Quiz

Ik
Jij
Hij zij het
Wij
Jullie
Zij
Imperativus
Infinitivus
ἀκουεις
ἐθελομεν
παρεχε
λεγειν
ἐχω
λαμβανουσιν
ἁρπαζει
πραττετε

Slide 26 - Question de remorquage

Wat vind je het lastigst?
A
Uitgangen rijtje praesens
B
Imperativus
C
Infinitivus
D
Niks, alles gaat wel goed

Slide 27 - Quiz

Welk woord vertaal je met 'jij zegt'?
A
λεγω
B
λεγει
C
λεγεις
D
λεγειν

Slide 28 - Quiz

Vertaal de volgende zin:
πως το ἐργον πραττειν μελλεις ταις ἀδελφαις;

Slide 29 - Question ouverte