Révision des articles
1 / 13
La durée de la leçon est: 70 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke 4 mogelijkheden zijn er om in het Frans 'de' of 'het' te zeggen?
Slide 2 - Question ouverte
Welke 3 mogelijkheden zijn er in het Frans om 'een' te zeggen?
Slide 3 - Question ouverte
Hoe zet je in het Frans een zelfstandig naamwoord in het meervoud?
Slide 4 - Question ouverte
Hoe vertaal je: Hoe oud ben je?
A
Tu a quel âge?
B
Tu as quel âge?
C
Il a quel âge?
D
Tu as quel age?
Slide 5 - Quiz
Hoe vertaal je: Ik ben 14 jaar.
A
J'ai quatre ans.
B
Je suis quatorze ans.
C
J'ai quatorze ans.
D
Je suis quatre ans.
Slide 6 - Quiz
Vertaal naar het Frans: Ik woon in Amersfoort.
Slide 7 - Question ouverte
Schrijf de getallen voluit: 15 + 13 + 8
A
cinq + treize + huit
B
quinze + trois + huit
C
quinze + treize + huit
D
quinze + treize + wiet
Slide 8 - Quiz
Vertaal naar het Frans: Wat is je telefoonnummer?
Slide 9 - Question ouverte
Vertaal naar het Nederlands: Le prof est gentil et calme.
A
De leraar is aardig en rustig.
B
De lerares is aardig en rustig.
C
De leraar is saai en rustig.
D
De leraar is goed en rustig.
Slide 10 - Quiz
Vertaal naar het Nederlands: La soeur travaille depuis cinq ans.
A
De broer werkt sinds vijf jaar.
B
De zus reist sinds vijf jaar.
C
De zus werkt sinds vijftien jaar.
D
De zus werkt sinds vijf jaar.
