Vraagwoorden

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Vraagwoorden

Aan het einde van de les kan je

• vertellen wat de 7 vraagwoorden zijn;
• uitleggen wanneer je welk vraagwoord gebruikt.

Weet jij al wat Engelse vraagwoorden zijn? Schrijf er zoveel mogelijk op.

Wanneer gebruik je het?

• Om vragen te stellen, kun je vragende voornaamwoorden gebruiken.
• De vragende voornaamwoorden staan altijd aan het begin van de vraag.

Welke zijn er allemaal?

who

what

where

when

why

how

which

Welke zijn er allemaal?

wie (personen)

wat (dingen)

waar

wanneer

waarom

hoe

welk (als je ergens uit kunt kiezen)

Vragen met vraagwoorden in de verleden tijd

1. - maak een vraagzin met 'did', 'was' of 'where'.

      'They worked in a supermarket last summer.'

vraagzin: 'Did they work in a supermarket last summer?'

vraagzin + vraagwoord: 'Where did they work last summer?'

Vragen met vraagwoorden in de verleden tijd

2. - vervang het onderwerp in de zin door een vraagwoord. 

        De rest van de zin blijft hetzelfde.

        Sarah was late.

     

         Who was late?

Quiz: 8 questions

... were those people?

1. Who
2. Why
3. What
4. When

... was my bike? I couldn't find it.

1. Why
2. Who
3. When
4. Where

... were you angry? I don't understand.

1. When
2. Why
3. Who
4. How

... was your dad? I heard he was ill.

1. Why
2. When
3. How
4. Where

________ were you born? In August or September?

1. How
2. What
3. Why
4. When

______ was that woman, next to your father? I didn't know her.

__________ did your grandparents live?

__________ friend did you meet, Mike or Jaimy?

Wat weet je nu?

• Je weet de 7 vraagwoorden
• Je weet wanneer je welke gebruikt.