Voorbereiding toets 1 - voorstelling en vormgeving

Voorstelling en Vormgeving
Kunstbeschouwing
Basis Beeldende Begrippen
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
TekenenMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Voorstelling en Vormgeving
Kunstbeschouwing
Basis Beeldende Begrippen

Slide 1 - Diapositive

Voorbereiding toets 
Alle onderdelen die hier behandeld worden komen terug in de toets.
Deze lessonup is met jullie gedeeld in Classroom, ter voorbereiding bij het leren voor de toets.

Bij de toets heb je nodig:
HB-potlood, gum en puntenslijper (voor de tekenopdracht)

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Wat komt in de toets?
  1. Verschil voorstelling en vormgeving - (bekijk hiervoor nog een keer het filmpje in Classroom)
  2. Het schema Kunstbeschouwing - staat ook in Classroom, ook in de les uitgedeeld

    Vormgevingsaspecten 
  3. Ruimte: overlapping, afsnijding, groot-klein
  4. Portret: en face, en profile, en trois-quart
  5. Compositie: hoe zijn de vormgevingselementen gerangschikt op het beeldvlak
                              - horizontaal, verticaal, diagonaal, driehoeks - compositie
  6. Maken van een tekening met bovenstaande aspecten er in verwerkt.
    Hiervoor heb je bij je: potlood, gum, puntenslijper

Slide 5 - Diapositive

timer
1:00
Beeldaspect Ruimte
Waar denk je aan bij het beeldaspect Ruimte

Slide 6 - Carte mentale

Ruimte
Ruimte suggereren op een plat vlak
= net doen alsof er ruimte is d.m.v.:
- overlapping
- afsnijding
- groot-klein
- stapeling

Slide 7 - Diapositive

Ruimte
Overlapping - verkleining - afsnijding
Naast perspectief kan je ook overlapping, verkleining en afsnijding gebruiken in je werk. Ook daarmee creer je ruimte in je werk.

Slide 8 - Diapositive

Overlapping

Onderdelen over elkaar heen plaatsen.

Daardoor lijken de bomen op de achterste rij verder weg.

Slide 9 - Diapositive

Verkleining
Voorwerpen groot op de voorgrond en klein op de achtergrond. Daardoor lijken de boten op de achtergrond verder weg.

Slide 10 - Diapositive

Afsnijding

Voorwerpen aan de rand van het papier afsnijden. Daardoor wordt een tekening veel ruimelijker.


Slide 11 - Diapositive

compositie

Slide 12 - Diapositive

Compositie
Compositie: hoe zijn de vormgevingselementen gerangschikt op het beeldvlak
- horizontaal, 
- verticaal, 
- diagonaal, 
- driehoeks - compositie

Slide 13 - Diapositive

Wat is compositie?
Compositie is de manier waarop de onderdelen van een kunstwerk geordend worden. 
Iedere compositie heeft een ander effect op het kunstwerk.



Johannes Vermeer, Meisje met de 
parel ± 1665-1667, olieverf op doek

Slide 14 - Diapositive

Driehoeks compositie
In de compositie is de vorm van een driehoek te herkennen. De belangrijkste onderdelen in de voorstelling zijn binnen deze driehoek geplaatst. Een driehoekscompositie kan een statisch of dynamisch effect hebben, afhankelijk van de voorstelling.

Statisch

Slide 15 - Diapositive

Horizontale compositie
De onderdelen van een compositie zijn vooral horizontaal gerangschikt, Een horizontale compositie heeft een statisch effect. 


Slide 16 - Diapositive

Verticale compositie
De belangrijkste onderdelen zijn in een verticale lijn geordend, van boven naar beneden. Ook dit heeft een statisch effect. 



Slide 17 - Diapositive

Diagonale compositie
In een diagonale compositie zijn de onderdelen diagonaal geordend of er zit een diagonale richting in. 
Dit heeft een dynamisch effect.


Slide 18 - Diapositive

Afbeelding 9 COMPOSITIE

Slide 19 - Diapositive

Bekijk afbeelding 9
Welke bewering is juist?
Op afbeelding 9 zie je een . . .
A
Horizontale compositie
B
Ritmische compositie
C
Verticale compositie
D
Asymmetrische compositie

Slide 20 - Quiz

Afbeelding 11 COMPOSITIE

Slide 21 - Diapositive

Bekijk afbeelding 11
Welke bewering is juist?
Op afbeelding 11 zie je een . . .
A
Horizontale compositie
B
Ritmische compositie
C
Verticale compositie
D
Asymmetrische compositie

Slide 22 - Quiz

Afbeelding 12 COMPOSITIE

Slide 23 - Diapositive

Bekijk afbeelding 12
Welke bewering is juist?
Op afbeelding 12 zie je een . . .
A
Diagonale compositie
B
Ritmische compositie
C
Verticale compositie
D
Statische compositie

Slide 24 - Quiz

Portret
Jullie hebben geleerd hoe je portretten moeten tekenen
  • en face - van voren
  • en profil - van opzij
  • en trois quart - 3/4 opzij

Slide 25 - Diapositive

En face

Slide 26 - Diapositive

En profil

Slide 27 - Diapositive

En trois quart

Slide 28 - Diapositive

Licht
Twee soorten lichtbronnen:

  1. Natuurlijke lichtbron (zon)

  2. Onnatuurlijke lichtbron (lamp)

Slide 29 - Diapositive

W

Soorten licht die we terug zien in bijvoorbeeld schilderijen of fotografie.

-meelicht
-zijlicht
-tegenlicht
-strijklicht
-glimlicht

-licht/donker contrast

Licht

Slide 30 - Diapositive

Slagschaduw en eigen schaduw
De slagschaduw is de schaduw van een object op zijn omgeving. Het object van Giacometti is beschenen door één sterke lichtbron. Het licht komt van links en veroorzaakt scherpe, harde slagschaduw van het 'tafeltje' op het lichte voetstuk van het beeld.

De eigen schaduw is de beschaduwde kant van het object zelf, de kant die niet (of minder) beschenen wordt. Of waar geen direct licht op valt.

Slide 31 - Diapositive

Lichtval
Door licht en schaduw op een schilderij te bekijken, kun je vaststellen uit welke richting het licht komt. Meestal overheerst in een schilderij één lichtrichting: van schuin boven (zonlicht). Maar licht kan ook uit andere richtingen komen, afhankelijk van de lichtbron. Er zijn verschillende lichtrichtingen:
Zijlicht: Zijlicht valt van opzij (links of rechts) op het tafereel. Behalve de slagschaduwen zijn ook de eigen schaduwen goed zichtbaar, wat de plasticiteit van het beeld vergroot.
Meelicht: Licht dat van voren (van achter de toeschouwer) op een tafereel valt. De slagschaduwen vallen naar achteren (van de toeschouwer af).
Strijklicht: De lichtstralen lopen bijna evenwijdig met het belichte oppervlak en lijken over het oppervlak te strijken. Hierdoor worden alle oneffenheden in het vlak zichtbaar. Strijklicht geeft lange schaduwen.
Tegenlicht: Dit heeft de neiging te verblinden (bij fotografie spreekt men van overbelichting). Bij fel tegenlicht zijn alleen silhouetten zichtbaar. De slagschaduwen vallen naar voren (naar de toeschouwer toe).

Slide 32 - Diapositive

Lichtrichting
De richting waar het licht heen schijnt, vanaf de lichtbron.

Slide 33 - Diapositive

Hoe heet de schaduw op de grond?

Slide 34 - Question ouverte

Hoe noem je de schaduw op deze foto?

Slide 35 - Question ouverte

19 januari 2022
Toetsduur:                          70 minuten (incl. 15 minuten voor de                                                                 toetstijdverlengers)
Antwoorden:                     op een repetitieblaadje schrijven
Tekenopdracht:                op het bijgevoegde tekenblad
Begrippenlijst:                  bij de toets krijg je een begrippenlijst
Meenemen:                       HB-potlood, gum, puntenslijper

Slide 36 - Diapositive

Leren voor de toets
Leren begrippen aspecten van voorstelling (Basis Beeldende Begrippen Hfst. 3 - blz. 29 t/m 31) en 
begrippen van de vormgeving: Lijn, kleur en licht (Basis Beeldende Begrippen Hfst. 4 - blz. 35 t/m 49) 
Meenemen: HB-potlood, gum, kleurpotloden, geo-driehoek/lineaal

Slide 37 - Diapositive