Lezen H3 en 4

Argumenteren en weerleggen

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Argumenteren en weerleggen

Slide 1 - Diapositive

Doel van de les
Ik weet welke soorten argumenten er zijn.
Ik begrijp de begrippen tegenargumentatie en weerlegging.
Ik herken de signaalwoorden die horen bij argumentatie en tegenargumentatie.

Slide 2 - Diapositive

Twee soorten argumenten
1. Subjectieve argumenten
2. Objectieve argumenten

Slide 3 - Diapositive

Objectieve argumenten

Een objectief argument is feitelijk waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.


Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 4 - Diapositive

Subjectieve argumenten

Over een subjectief argument kan je van mening verschillen en daarom moet zo’n argument ondersteund worden.

Voorbeeld

- Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.

Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’ en 'het filmdoek is groter dan in een andere bioscoop'

Slide 5 - Diapositive

De smartphone is onmisbaar. Je kan er nu bijna overal geld mee overmaken.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 6 - Quiz

Utrecht is een prettige stad om te wonen. Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
A
feitelijk argument
B
niet-feitelijk argument

Slide 7 - Quiz


Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 8 - Diapositive

Opdracht bij video 'Arjen Lubach'
Lees eerst de volgende vragen en noteer de antwoorden tijdens het kijken: 
- Wat is zijn standpunt?
- Welke argumenten geeft hij?
- Zijn dit objectieve argumenten of subjectieve argumenten?

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Tegenargument en weerlegging

Een tegenargument is een argument tegen de stelling van de schrijver.

Een argument dat laat zien dat een tegenargument zwak of onwaar is, noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt (stelling), want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 11 - Diapositive

M. opdracht 3, 4, 6 t/m 8, par. 3.3 blz. 187-190

Slide 12 - Diapositive

Evaluatie van de les
Ik weet welke vormen van argumentatie er zijn.
Ik begrijp de begrippen tegenargumentatie en weerlegging
Ik herken de signaalwoorden die horen bij argumentatie 

Slide 13 - Diapositive