1.1 - Voor niks gaat de zon op h3

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Wat vind ik belangrijk in mijn les?

• Mobiel gaat in de telefoontas
• Je zorgt ervoor dat je boek, schrift, rekenmachine bij je hebt
  
• Je bent op tijd
• Je zit niet aan elkaar en elkaars spullen
• Bij binnenkomst leg je je spullen op tafel

Waar denk je aan bij economie?

Wat is economie?

De wetenschap die gaat over keuzes van mensen

Wat is economie?

De wetenschap die gaat over keuzes van mensen

Welke keuzes?

Wat is economie?

De wetenschap die gaat over keuzes van mensen

Welke keuzes?

Hoe ga jij om met geld, tijd en middelen?

En: hoe doet een bedrijf dat?

Bedrijfseconomie

Algemene economie

Organisatie van een bedrijf

Organisatie in een land

Start van een bedrijf

Jouw keuzes

1.1 - Voor niks gaat de zon op

Betekenis: 

'alles kost geld en moeite, behalve datgene wat van de zon komt'

Doelen:

• Je kunt de volgende begrippen herkennen en uitleggen: schaars goed, vrij goed, middelen, behoeften, zelfvoorziening, consument en consumptiegoed

Doelen:

• Je kunt de volgende begrippen herkennen en uitleggen: schaars goed, vrij goed, middelen, behoeften, zelfvoorziening, consument en consumptiegoed
• Je kunt de vier productiefactoren onderscheiden

Doelen:

• Je kunt de volgende begrippen herkennen en uitleggen: schaars goed, vrij goed, middelen, behoeften, zelfvoorziening, consument en consumptiegoed
• Je kunt de vier productiefactoren onderscheiden
• Je kunt het verschil uitleggen tussen een consumptiegoed en kapitaalgoed

Productiefactoren

De middelen die je nodig hebt om te kunnen produceren

Productiefactoren

Kapitaalgoederen = Machines/gereedschappen

Arbeid = Werk

Natuur = grondstoffen

Ondernemerschap = eigenaar

Sleep de productiefactoren naar de juiste foto.

Kapitaal

Arbeid

Natuur

Ondernemerschap

Goederen

= tastbaar

Kun je aanraken

Diensten

= niet tastbaar

Kun je niet aanraken

Diensten

Goederen

Schaarse goederen

Goederen waarvoor productiefactoren nodig zijn

Bijvoorbeeld:

Vrije goederen

Goederen die niet geproduceerd zijn met productiefactoren

Bijvoorbeeld:

Behoeften en middelen

Je hebt behoeften --> dingen die je graag wil

Middelen --> waarmee je deze kan kopen

Zelfvoorziening & consumeren

Zelfvoorziening

Wanneer je zelf in je behoeften voorziet

Consumeren

Wanneer je koopt om in je behoeften te voorzien

Consumptiegoed vs kapitaalgoed

Consumptiegoed

Gebruik je om in je behoeften te voorzien

Kapitaalgoed

Gebruik je om mee te produceren

In stilte aan de slag

10 minuten

Maken:

2 t/m 6, 8 t/m 10, 13 t/m 15

Rustig overleggen

15 minuten

Maken: 

2 t/m 6, 8 t/m 10, 13 t/m 15

Vragen?

Doelen:

• Je kunt de volgende begrippen herkennen en uitleggen: schaars goed, vrij goed, middelen, behoeften, zelfvoorziening, consument en consumptiegoed
• Je kunt de vier productiefactoren onderscheiden
• Je kunt het verschil uitleggen tussen een consumptiegoed en kapitaalgoed

Huiswerk voor de volgende les:

Maken: 

2 t/m 6

8 t/m 10

13 t/m 15