5 Benoemen van bijzinnen

Welkom :)
Reader + laptop pakken
Schrift open voor notities

Timer klaar? = STIL lezen, 10 minuten
Daarna gaan we aan de slag
stopwatch
00:00
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

Welkom :)
Reader + laptop pakken
Schrift open voor notities

Timer klaar? = STIL lezen, 10 minuten
Daarna gaan we aan de slag
stopwatch
00:00

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
- Je leert bijzinnen herkennen en benoemen

Slide 2 - Diapositive

Zinnen in stukjes hakken

Slide 3 - Diapositive

persoons-vorm
onder-werp
ww gezegde
nw gezegde
lijdend voorwerp
meew
voorwerp
bijw bep
wie/wat + ww?
alle ww + één zinsdeel
tijd-proef
wie/wat + ow + wg?
overig
- alle ww
- te/aan het voor ww
aan/voor wie/wat + gez + ow (+ lv)?

Slide 4 - Question de remorquage

Zinsdelen benoemen

Slide 5 - Diapositive

Bijzinnen benoemen
Over het benoemen van bijzinnen kijken we een instructiefilmpje. Maak tijdens het kijken aantekeningen

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Vidéo

Nog even aandacht voor
de voorzetselvoorwerpszin.
Deze bijzin herken je aan het vaste voorzetsel, dat bij de hoofdzin hoort. 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

In welke zin staat een onderwerpszin?
A
Zijn oma, die al 86 is, wandelt elke dag 10 kilometer.
B
Wie stout is, geef ik straf.
C
Dat Peter niet komt opdagen, vind ik erg jammer.

Slide 10 - Quiz

In welke zin staat een onderwerpszin?
A
Ik ben erg moe.
B
Wie stout is, geef ik straf.
C
Dat Peter niet komt opdagen, vind ik erg jammer.
D
Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.

Slide 11 - Quiz

Welke zin bevat een onderwerpszin?
A
Wie dit leest, is gek.
B
Wie is gisteren op school geweest?
C
Als je veel leest, word je slimmer.
D
Hij houdt van lezen en van dansen.

Slide 12 - Quiz

In welke zin staat een onderwerpszin?
A
Dat hij zijn oma helpt, is een goede daad.
B
Wie stout is, geef ik straf.
C
Dat Peter niet komt opdagen, vind ik erg jammer.
D
Wie zijn billen brandt, moet op de blaren zitten.

Slide 13 - Quiz

Wat voor bijzin is de volgende zin?
Wie geen geld heeft, moet geldproblemen hebben.
A
Onderwerpszin
B
Lijdend voorwerpszin

Slide 14 - Quiz

/Wie de leukste oplossing had/, werd ook een prijsje gegeven.
A
bijwoordelijke bijzin
B
onderwerpszin
C
lijdend voorwerpszin
D
meewerkendvoorwerpszin

Slide 15 - Quiz

/Als je het gevonden hebt/, moet je me roepen.
A
bijwoordelijke bijzin
B
onderwerpszin
C
lijdend voorwerpszin
D
meewerkendvoorwerpszin

Slide 16 - Quiz

Wat voor bijzin is de volgende zin:
Youssef bevestigde, dat hij mevrouw Kasel verkeerd begrepen had.
A
Onderwerpszin
B
Lijdend voorwerpszin

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van de bijzin?
Iedereen die het maar wilde horen / vertelde / hij / het goede nieuws.
A
lijdend voorwerpszin
B
bijwoordelijke bijzin
C
meewerkendvoorwerpszin

Slide 18 - Quiz

Wat voor bijzin hebben we hier?
Toen de zon scheen, gingen veel mensen lekker naar buiten.

A
bijwoordelijke bijzin
B
lijdend voorwerpszin

Slide 19 - Quiz

Wat voor bijzin hebben we hier?
De leerlingen wisten nog niet of ze wel op examenreis konden.

A
bijwoordelijke bijzin
B
lijdend voorwerpszin

Slide 20 - Quiz

Wat voor bijzin hebben we hier?
De leerlingen uit klas 3 hadden geen les, omdat ze toetsen hadden.

A
bijwoordelijke bijzin
B
lijdend voorwerpszin

Slide 21 - Quiz

Reader maken
Lees nog eens de theorie op blz. 19-20-21
Maak daarna de opdrachten 14-15-16

 

Slide 22 - Diapositive

Nog extra oefenen?
Lees in je lesboek: blz. 249-250 en blz. 254 de theorie
Maak achterin je lesboek: opdr. 5+6 op blz. 250 en opdr. 6 op blz. 254

Slide 23 - Diapositive