Les 30-03-2021, rekentrainers 6.2 en 6.5 (procenten)

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Planning voor de les:
4 minuten: binnenkomst, welkom en spullen voor.
5 minuten: voorkennis testen
1 minuut: leerdoelen en huiswerk
20 minuten: uitleg 
5 minuten: leerdoelen testen
25 minuten: aan het werk!

Slide 1 - Diapositive

Het BBP van een land is in 2018 € 430 miljard, een jaar
later is het bbp € 442,9 miljard. Met hoeveel procent
is het BBP gestegen? (noteer ook je berekening)

Slide 2 - Question ouverte

Uitwerking
(Nieuw - oud) : oud x 100%

(442,9 - 430) : 430 x 100%
12,9 : 430 x 100% = 3% stijging

Slide 3 - Diapositive

Bereken het indexcijfer van 2006.

Slide 4 - Question ouverte

Uitwerking
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:
107.000.000 : 71.000.000 x 100 = 150,70 (afgerond)

Slide 5 - Diapositive

Bereken de omzet van 2013.

Slide 6 - Question ouverte

Uitwerking
1: Deel het indexcijfer van het gevraagde jaar door 100.
2: Vermenigvuldig de uitkomst met het getal in het basisjaar.

Gebruik de verhoudingstabel en kom tot de volgende berekening:
1: 136 : 100 = 1,36
2: 1,36 x 318.000.000 = €432.480.000,00

Slide 7 - Diapositive

Leerdoelen:
Leerdoelen rekentrainers:
- Je kan een procentuele verandering berekenen.
- Je kan berekenen hoeveel procent een deel van het geheel is.
- Je kan met een verhoudingstabel rekenen
HUISWERK: Rekentrainers van paragraaf 6.2 en 6.5

Slide 8 - Diapositive

Hoe reken je met procenten?

Slide 9 - Diapositive

Verschillende berekeningen
  • (nieuw-oud) : oud x 100
  • deel : geheel x 100
  • Getal : 100 x het percentage dat je wilt

Slide 10 - Diapositive

Groei of daling berekenen
Wanneer je een groei of daling wilt uitrekenen gebruik je de volgende formule:

(𝑛𝑖𝑒𝑢𝑤 −𝑜𝑢𝑑)/𝑜𝑢𝑑 𝑥 100

Te herkennen aan de woorden: Meer, minder, groter, kleiner, groei, krimp stijging, daling etc...

Slide 11 - Diapositive

Voorbeelden groei of daling


Bijvoorbeeld.
Jan zijn omzet was vorige maand 35.000 euro. Deze maand is zijn omzet 65.000 euro. Hoeveel procent is zijn omzet gestegen?


Slide 12 - Diapositive

Jan zijn omzet was vorige maand 35.000 euro

Deze maand is zijn omzet 45.000 euro. Hoeveel procent is zijn omzet gestegen?
Hoe reken ik dit uit?
Stap 1. 
nieuwe omzet - oude omzet = stijging in geld
35.000 - 45.000 = 10.000 euro 

Stap 2. 
stijging in geld : oude omzet 
x 100 = groei in %
10.000 : 35.000 = 0,28571429
x 100 = 28,57%

Slide 13 - Diapositive

Piet zijn omzet was vorige maand 100.000 euro.

Deze maand is zijn omzet 110.000 euro.

Hoeveel procent is zijn omzet gestegen?
Hoe reken ik dit uit?
Stap 1.  
nieuwe omzet - oude omzet = stijging in geld

Stap 2.  
stijging in geld : oude omzet
x 100 = groei in %

Slide 14 - Diapositive

Vul het antwoord op de vorige vraag in. Hoeveel procent is Piet zijn omzet gestegen?

Slide 15 - Question ouverte

Uitwerking
Stap 1.
110.000 - 100.000 = 10.000


Stap 2.
10.000 : 100.000 x 100% = 10%
Hoe reken ik dit uit?
Stap 1.
nieuwe omzet - oude omzet = stijging in geld


Stap 2.
stijging in geld : oude omzet
x 100 = groei in %

Slide 16 - Diapositive

Hoeveel is alles ten opzichte van de omzet??
Omzet
 inkoopwaarde
brutowinst
bedrijfskosten
nettowinst
-

-

Slide 17 - Diapositive

Percentage uitrekenen van de omzet 

Soms moet je berekenen hoeveel procent de inkoopwaarde, brutowinst, bedrijfskosten of nettowinst is van de omzet (100%). 

___________  : omzet x 100 = __________%
bv. inkoopwaarde : omzet x 100 = % inkoopwaarde

Slide 18 - Diapositive

omzet: 83.000 euro
inkoopwaarde: 46.000 euro
Hoeveel procent is de inkoopwaarde van de omzet?

Slide 19 - Question ouverte

Uitwerking
___________ : omzet x 100 = __________%
inkoopwaarde : omzet x 100 =__________%

46.000 / 83.000 x 100% = 55,42%


Slide 20 - Diapositive

Rekenen met procenten
Geld in euro's 
2.100
100
1. Ik noteer mijn gegevens. 
2. Wat is alles / het geheel (100%)?
3. Wat wil ik weten? Welk percentage?
4. Ik reken naar 1%.

Slide 21 - Diapositive

Geld in euro's 
2.100
100
3
1. Ik noteer mijn gegevens. 
2. Wat is alles / het geheel (100%)?
3. Wat wil ik weten? Welk percentage?
4. Ik reken naar 1%.

Slide 22 - Diapositive

Wat ik boven doe, doe ik ook onder!
Geld in euro's 
2.100
100
1
3
1. Ik noteer mijn gegevens. 
2. Wat is alles / het geheel (100%)?
3. Wat wil ik weten? Welk percentage?
4. Ik reken naar 1% (:100)           5.  x het percentage
:100
:100

Slide 23 - Diapositive

Wat ik boven doe, doe ik ook onder!
Geld in euro's 
2.100
21
100
1
3
1. Ik noteer mijn gegevens. 
2. Wat is alles / het geheel (100%)?
3. Wat wil ik weten? Welk percentage?
4. Ik reken naar 1% (:100)           5.  x het percentage
:100
:100

Slide 24 - Diapositive

Wat ik boven doe, doe ik ook onder!
Geld in euro's 
2.100
21
63
100
1
3
1. Ik noteer mijn gegevens. 
2. Wat is alles / het geheel (100%)?
3. Wat wil ik weten? Welk percentage?
4. Ik reken naar 1% (:100)           5.  x het percentage
:100
:100
x3
x3

Slide 25 - Diapositive

Nog eens oefenen...
Geld in euro's 
100
1
1. Ik noteer mijn gegevens. 
2. Wat is alles / het geheel (100%)?
3. Wat wil ik weten? Welk percentage?
4. Ik reken naar 1% (:100)          
5.  Ik doe het keer het % dat ik wil weten.
:100
:100
x ___
x ___

Slide 26 - Diapositive

Amy spaart per maand € 7. Dat is 35% van haar zakgeld. Bereken
hoeveel zakgeld Amy per maand krijgt.


timer
1:00

Slide 27 - Question ouverte

Uitwerking






                                                              : 35                         x 100
Bedrag
7 euro
0,2 euro
20 euro
Percentage
35%
1%
100%

Slide 28 - Diapositive

Aan de slag!
Wat? Maak de rekentrainers van paragraaf 6.1, 6.3 en 6.4
Hoe? In de online leeromgeving
Hulp? De docent (tijdens de les), je laptop en je medestudent.
Tijd? Tot de timer op 0 staat of de opdrachten af zijn
Uitkomst? Je hebt geoefend met de leerstof.
Klaar? Ga verder met de rekentrainers van paragraaf 6.2 en 6.5 of een ander vak.

timer
25:00

Slide 29 - Diapositive