Dictoglos

Dictoglos
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Dictoglos

Slide 1 - Diapositive

Doel
- Oefenen met luisteren
- Oefenen met aantekeningen maken
- Oefenen met samenwerken
- Oefenen met zinnen maken

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je van Rome?

Slide 3 - Carte mentale

Wat weet je over juwelen?

Slide 4 - Carte mentale

Wat weet je over riolen?

Slide 5 - Carte mentale

Dictoglos
  • 1e keer --> alleen luisteren
  • 2e keer --> aantekeningen maken
  • In drietallen bespreken wat jullie hebben gehoord
  • Het verhaaltje schrijven.
  • Eén persoon uit het groepje, leest het verhaal voor. 

Slide 6 - Diapositive

Ronde 1
De docent leest het verhaal 
en iedereen luistert.

Slide 7 - Diapositive

Ronde 2
Maak aantekeningen.

Schrijf niet precies wat je hoort, maar belangrijke woorden.

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 1
  • Bespreek in drietallen wat jullie hebben gehoord. Hiervoor kun je naar je aantekeningen kijken. 
timer
2:00

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 2
Schrijf samen het verhaal. Per drietal één verhaal!
Let op de volgorde van de zin. 
Je mag vragen stellen over de volgorde, maar niet over de inhoud van het verhaal. 

Hoe maak je ook alweer een zin?

Slide 10 - Diapositive

De basis van een zin
1= wie of wat (onderwerp)
2= doet, doen (het werkwoord)
3= extra informatie
 





1
2
3
Ik
 ga
naar school.

Slide 11 - Diapositive

Het water in de rivieren staat hoog.
Dit is niets nieuws.
Het komt bijna elk jaar voor in Nederland.
Rivieren en meren kunnen overstromen.




Controle


Klopt het met jouw tekst?
Heb je alle belangrijke informatie?
Wat ben je vergeten?

Slide 12 - Diapositive

1. wie of wat
Onderwerp: wie of wat

Wie: Mijn tante woont in Amsterdam.

Wat: De school is in Amstelveen. 



Slide 13 - Diapositive

1. Jan loopt naar school.
2. Ik heb een broer en een zus.
3. De zoon heet David.
4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal.
6. Het is mooi weer. 

2. Het werkwoord

Slide 14 - Diapositive

een werkwoord:
* gaat over een actie; iets wat je doet
* stopt vaak met ...-en

Slide 15 - Diapositive

1. Jan loopt naar school.
2. Ik heb een broer en een zus.
3. De zoon heet David.
4. Ik schrijf de woorden.
5. Wij wonen in Portugal.
6. Het is mooi weer

3. Extra informatie: waar, wat, hoe

Slide 16 - Diapositive

Vraagzin
Bij een vraagzin staat het werkwoord of het vraagwoord (waar, wanneer, hoe) op nummer 1.

Slide 17 - Diapositive

Voorbeelden
1. Heb je een nieuwe fiets?
2. Wanneer heb je school?
3. Kom je naar mijn verjaardag?
4. Hoe heet de docent?
5. Mag ik naar de wc?

Slide 18 - Diapositive

Opdracht 2
Schrijf samen het verhaal. 
Let op de volgorde van de zin. 
Je mag vragen stellen over de volgorde, 
maar niet over de inhoud van het verhaal.
timer
10:00

Slide 19 - Diapositive

Controle
Dit is de originele tekst.

Klopt het met jullie tekst?
Hebben jullie alle belangrijke informatie?
Wat zijn jullie vergeten?

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Lien

Slide 22 - Lien

Terugblik op de les
- wat ging goed?
- voorbeeld 

- wat was moeilijk?
- waarom?

Slide 23 - Diapositive