Paragraaf 3.1: Het leven in de Sovjet-Unie DEEL 1

In welk land brak er een revolutie uit tijdens de Eerste Wereldoorlog?
A
Verenigd Koninkrijk
B
Duitsland
C
Rusland
D
Frankrijk
1 / 21
suivant
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

In welk land brak er een revolutie uit tijdens de Eerste Wereldoorlog?
A
Verenigd Koninkrijk
B
Duitsland
C
Rusland
D
Frankrijk

Slide 1 - Quiz

Wat is een belangrijk kenmerk van het communisme?
A
Vrije markteconomie
B
Individuele winstmaximalisatie
C
Collectieve eigendom van productiemiddelen
D
Privébezit van productiemiddelen

Slide 2 - Quiz

Wie had de macht in Rusland voorafgaand aan de Russische Revolutie?
A
Lenin
B
Tsaar Nicolaas II
C
Stalin
D
Trotsky

Slide 3 - Quiz

Wat werd de nieuwe naam van Rusland na de machtsovername van de communisten gedurende de Russische Revolutie?
A
Rode Republiek
B
Rusland
C
Sovjet-Unie
D
Bolsjewistische Republiek

Slide 4 - Quiz

3.1: Leven in de Sovjet-Unie
Na een burgeroorlog ontstond de Sovjet-Unie; een totalitaire staat met Stalin als een paranoïde leider. Veel mensen werden vervolgd. Er kwam een planeconomie en collectivisatie.

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen 3.1
3.1A: Je kunt uitleggen op welke manier de Sovjet-Unie is ontstaan.
3.1B: Je kunt beargumenteren waarom de Sovjet-Unie een totalitaire staat was.
3.1C: Je kunt het verband leggen tussen het aantreden van Joseph Stalin als leider van de Sovjet-Unie en het begin van de terreur.
3.1D: Je kunt verklaren waarom de vijfjarenplannen en de collectivisatie van de landbouw passen bij de ideologie van het communisme. 

Slide 6 - Diapositive

Onrust in Rusland
  • Rusland: Zeer ongelijke verdeling rijkdom en macht
  • Door WOI nog meer armoede: volksopstand tegen de tsaar
  • Tsaar treed af, nieuwe machthebbers konden grote problemen niet oplossen
3.1A

Slide 7 - Diapositive

Burgeroorlog
  • Communisten nemen de macht over, burgeroorlog breekt uit door grote weerstand tegen communisme, witte leger (tsaar) tegen rode leger (communisten)
  • Leider: Vladimir Lenin
  • Geheime politie: tegenstanders oppakken, martelen, doodschieten en naar strafkampen sturen
3.1A/B

Slide 8 - Diapositive

Oprichting Sovjet-Unie
  • Na 4 jaar winnen communisten burgeroorlog, stichten Sovjet-Unie (1922)
  • Totalitaire staat: Overheid heeft alle macht, heeft grote invloed op het leven van de burgers. Individu is onbelangrijk!
3.1B

Slide 9 - Diapositive

Joseph Stalin
  • Leider communisten na dood Lenin (1928)
  • Veel wantrouwen: dacht dat iedereen continu saboteerde. Vooral de intelligentia!
  • Manier van regeren wordt het stalinisme genoemd...
  • Leider Sovjet-Unie tot aan zijn dood in 1953 (kettingroker..)
3.1C

Slide 10 - Diapositive

Stalinisme
  • Totalitair
  • Persoonsverheerlijking
  • Indoctrinatie en censuur
  • Terreur; vervolging van alles wat verdacht was!
  • Politieke zuiveringen
  • Volk werd in de gaten gehouden door de geheime politie
3.1C

Slide 11 - Diapositive

Terreur
  • Terreur: Miljoenen mensen oppakken en martelen om ze vervolgens dood te schieten of naar een strafkamp te sturen.
  • Iedereen kon verrader zijn!
  • Showprocessen: Rechtszaak waarvan uitkomst van tevoren vaststaat (schuldig)
3.1C

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Vidéo

Leg uit dat de grote armoede in Rusland in het voordeel werkte van de communisten.

Slide 14 - Question ouverte

Waarom hebben burgers in een totalitaire staat geen vrijheid meer?

Slide 15 - Question ouverte

Noem twee verschillen tussen het communisme en het stalinisme.

Slide 16 - Question ouverte

Stalin kon zelf bepalen wie hij welke straf gaf. Toch hield hij zogenaamde 'showprocessen'. Waarom zou hij dat doen, denk je?

Slide 17 - Question ouverte

Voor wie streed het witte leger tijdens de Russische burgeroorlog?
A
Voor de communisten
B
Voor onafhankelijkheid
C
Voor de bolsjewieken
D
Voor de tsaar

Slide 18 - Quiz

Wat kenmerkt een totalitaire staat?
A
Volledige vrijheid voor de burgers
B
Controle over alle aspecten van het leven
C
Beperkte overheidsinvloed
D
Democratische besluitvorming

Slide 19 - Quiz

Wat is de betekenis van indoctrinatie?
A
Het stimuleren van open discussie en diverse standpunten.
B
Het systematisch beïnvloeden van denken en handelen.
C
Het respectvol omgaan met verschillende overtuigingen.
D
Het aanmoedigen van kritisch denken en onafhankelijkheid.

Slide 20 - Quiz

Waarom voerde Stalin politieke zuiveringen uit?
A
Om zijn tegenstanders uit te schakelen
B
Om de economie te stimuleren
C
Om vrede te bewerkstelligen
D
Om het land te moderniseren

Slide 21 - Quiz