Periode 1 Week 4

Nederlands generiek en beroepsgericht


Week 3
Paula Breuning
p.breuning@zadkine.nl
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Nederlands generiek en beroepsgericht


Week 3
Paula Breuning
p.breuning@zadkine.nl

Slide 1 - Diapositive

Hoe voel je je vandaag?

Slide 2 - Sondage

Vraag over huiswerk

Slide 3 - Diapositive

Welk taalprobleem ben je afgelopen week tegengekomen op stage?

Slide 4 - Question ouverte

Welke aanhef gebruik je in een brief die je aan meerdere klanten gaat sturen?

Slide 5 - Question ouverte

Wat is het meervoud van u?
A
jullie
B
u
C
hullie
D
hun

Slide 6 - Quiz

Hoe maak je een nieuwe alinea?
A
harde enter
B
gewoon doorschrijven
C
regel wit
D
inspringen

Slide 7 - Quiz

Hoe lang moet een alinea minimaal zijn?
A
1 zin
B
2 zinnen
C
3 zinnen
D
4 zinnen

Slide 8 - Quiz

Hoe weet je dat je waar je een nieuwe alinea moet beginnen?

Slide 9 - Question ouverte

Schrijfplannen
Nu volgen enkele schrijfplannen. Wat ontbreekt er nog in het plan?

Slide 10 - Diapositive

zoveel mogelijk over Gouda schrijven en hopen dat mensen het leuk vinden. Elke alinea een ander onderwerp.

Slide 11 - Question ouverte

Veelvoorkomende taalfouten
Bij elke slide geef ik ook uitleg. Maak daar aantekeningen van!

Slide 12 - Diapositive

Spatiegebruik: hoe schrijf je de Sint Jans’ kerk
A
Sintjanskerk
B
Sint-Jans-kerk
C
Sint Janskerk
D
Sint-Janskerk

Slide 13 - Quiz

Spreektaal: hoe zeg je 'wat actiefs doen' in de schrijftaal? Je hoeft alleen 'wat' te veranderen.

Slide 14 - Question ouverte

Is de spatie correct?
kleding winkels
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Werkwoordspelling: ik ben nooit ...
A
verhuist
B
verhuisd

Slide 16 - Quiz

Wat is juist?
A
per trein
B
per weg
C
per water
D
per auto

Slide 17 - Quiz

Wat is juist?
A
een nuttig strategie
B
een nuttige strategie

Slide 18 - Quiz

Het delen van je angst met ...
Wat is juist?
A
andere
B
anderen

Slide 19 - Quiz

Wat is juist?
A
avondleven
B
avond leven

Slide 20 - Quiz

Wat ontbreekt er in deze zin?
De Laurenskerk het oudste (bestaande) gebouw van Rotterdam.
A
het onderwerp
B
de persoonsvorm
C
het gezegde
D
het lijdend voorwerp

Slide 21 - Quiz

Over welke taalfout zou je meer les willen?

Slide 22 - Question ouverte