Maak opdr. 21 op blz. 97 van je werkboek en schrijf de keuzevoorzetsels op in NL en DU
timer
8:00
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3
Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Startopdracht
Lese selbständig den Text:
"Das Hostel!"
und beantworte die Fragen über den Text
Fertig?
Maak opdr. 21 op blz. 97 van je werkboek en schrijf de keuzevoorzetsels op in NL en DU
timer
8:00
Slide 1 - Diapositive
1. 3 dingen die je bij de receptie kan doen
Slide 2 - Question ouverte
Slide 3 - Diapositive
2. De keuze voorzetsels markeren
Slide 4 - Question ouverte
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
3. Schrijf in het Duits op waar de plekken/dingen zich bevinden
Slide 7 - Question ouverte
Slide 8 - Diapositive
im en am
Slide 9 - Diapositive
im en am
Niet weten, wel herkennen.
in + dem --> im
an + dem --> am
Slide 10 - Diapositive
die Planung
Startopdracht
Lernziele
Wiederholung
sprechen
Arbeitsblatt
sprechen
Slide 11 - Diapositive
Lernziele
Aan het einde van deze les kun je in het Duits over je kamer praten.
Aan het einde van deze les kun je in het Duits vragen over een kamer stellen.
Slide 12 - Diapositive
Schrijf op:
Wat is de vertaling van de 9 keuzevoorzetsels:
1. aan, op
2. op
3. achter
4. in, naar
5. naast
6. boven, over
7. onder
8. voor
9. tussen
timer
2:00
Slide 13 - Diapositive
Schrijf op:
Wat is de vertaling van de 9 keuzevoorzetsels:
1. aan, op
an
2. op
auf
3. achter
hinter
4. in, naar
in
5. naast
neben
6. boven, over
über
7. onder
unter
8. voor
vor
9. tussen
zwischen
Slide 14 - Diapositive
Wanneer 3e en 4e naamval
Schrijf op; wanneer gebruik je de 3e naamval en wanneer de 4e naamval;
De 3e naamval gebruik je wanneer iets in ... is en je kunt de vraag; ... stellen
De 4e naamval gebruik je wanneer iets in ... is en je kunt de vraag; ... stellen
timer
1:30
Slide 15 - Diapositive
Wanneer 3e en 4e naamval
Schrijf op; wanneer gebruik je de 3e naamval en wanneer de 4e naamval;
De 3e naamval gebruik je wanneer iets in rust is en je kunt de vraag; waar stellen
De 4e naamval gebruik je wanneer iets in beweging is en je kunt de vraag; waarheen stellen
Slide 16 - Diapositive
1. aan, op
2. op
3. achter
4. in, naar
5. naast
6. boven, over
7. onder
8. voor
9. tussen
I. auf
H. in
G. über
F. vor
E. zwischen
D. unter
C. neben
B. hinter
A. an
Slide 17 - Question de remorquage
Nakijken 21
Der Ball rollt unter das Bett
Der Junge steht vor dem Schrank
Das Mädchen sitzt auf dem Stuhl
Die Katze liegt neben der Heizung
Der Hund läuft über das Sofa
Die Maus läuft unter den Tisch
Slide 18 - Diapositive
Spreken
Voer nu het dialoogje van opdr 21 met elkaar, wissel ook van rol.
Fertig?
Begin aan het werkblad "Wem gehört dieses Wohnzimmer?"
timer
2:00
Slide 19 - Diapositive
Vragen stellen
Als je kijkt naar de vragen die gesteld zijn in opdracht 21, hoe kan een vraagzin beginnen?
Met: wo of wohin Waar of waarheen
timer
0:30
Slide 20 - Diapositive
Werkblad
Pak het werkblad "Wem gehört dieses Wohnzimmer" erbij en maak de opdracht. De Fertig?hoef je niet te maken
Op de achterkant staat een lijst met woorden van dingen die in de kamers staan.
timer
5:00
Slide 21 - Diapositive
Nakijken
Grete
Else
Hanna
Slide 22 - Diapositive
Nakijken
Grete
Else
Hanna
1
3
2
7
6
4
9
12
5
10
8
13
11
Slide 23 - Diapositive
Vragen stellen
Kijk naar de woonkamer van Grete. Bedenk en schrijf 2 Duitse vraagzinnen die met wo beginnen waarin je vraagt waar iets staat. Bedenk ook hoe je hier op zou antwoorden
zum Beispiel:
- Wo steht der Tisch?
- Wo hängt der Spiegel?
- Der Tisch steht vor der Couch
- Der Spiegel hängt neben dem Kamin
timer
5:00
Slide 24 - Diapositive
Kettingvraag
Ik stel een vraag over de kamer van Grete aan 1 iemand.
Beantwoord deze vraag en stel een nieuwe vraag over de kamer aan iemand anders.
We doen dit een aantal keer.
Slide 25 - Diapositive
sprechen
Je krijgt een blaadje met een gesprekje dat jullie moeten houden.
Een gedeelte van de dialoog staat in het Nederlands, beantwoord dit voor je zelf en schrijf het ook op!
We hebben 7 min. voor het voorbereiden van de dialoog
Slide 26 - Diapositive
Person 1
Person 2
Was hast du in deinem Zimmer?
Ich habe ein Bett, ein Schreibtisch und ein Ferseher in meinem Zimmer
Wo stehst dein Schreibtisch?
Mein Schreibtisch steht zwischen dem Bett und und dem Schrank.
Und wo steht dein Kleiderschrank?
Mein Kleiderschrank steht neben dem Bett.
Wo machst du deine hausaufgaben?
Ich mache meine Hausaufgaben an dem Schreibtisch, und du?
Ich mache meine Hausaufgaben an dem Esstisch.
Ah, tut mir leid jetzt weiter. Tschüss
Tschüss, auf Wiedersehen
Slide 27 - Diapositive
sprechen
Voer nu samen met degene naast je zelf het gesprekje uit. Wissel ook van rol!
Wanneer de timer klaar is voer je het gesprekje nog een keer maar dit keer met degene voor/achter je
timer
3:00
Slide 28 - Diapositive
Lernziele
Aan het einde van deze les kun je in het Duits over je kamer praten.
Aan het einde van deze les kun je in het Duits vragen over een kamer stellen.