Herhaling Hfd 6 klas 3

Hoofdstuk 6 Huisinstallatie
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 6 Huisinstallatie

Slide 1 - Diapositive

Een transformator zorgt er voor dat de spanning wordt aangepast. Het kan zijn dat de spanning wordt verlaagt of wordt verhoogd.
In een huisinstallatie wordt er gebruikt van drie kleuren draden
blauw: nuldraad: geen stroom op
Bruin/zwart: fasedraad/schakeldraad: staat wel stroom op
geel-groen: aardedraad: zorgt dat lekstroom wordt weg geleid

Slide 2 - Diapositive

Een zekering is een beveiliging om te voorkomen dat mensen onder stroom komen te staan.
Een zekering schakelt de stroom uit als de stroomsterkte te groot word
Groepszekering
Aardlekschakelaar

Slide 3 - Diapositive

Door het sluiten van een schakelaar wordt een stroomkring .....
In een stroomkring wordt ......... omgezet
In een stroomdraad stromen ...........
atomen
stroom
elektronen
elektrische energie
onderbroken
gesloten

Slide 4 - Question de remorquage

Wat doet een transformator
A
Niets
B
Laat de stroom de andere kant op gaan
C
Veranderd de spanning
D
Veranderd het vermogen

Slide 5 - Quiz

Sleep de onderdelen naar de juiste plaats in de meterkast.
Zekering
Aardlekschakelaar
kWh-meter
groepenkast

Slide 6 - Question de remorquage

Op welke draad staat er spanning?
A
Fasedraad
B
Nuldraad
C
Aardedraad

Slide 7 - Quiz

Welke kleur draad sluit je aan op de metalen klemmetjes van een stopcontact met randaarde?
A
Geel-groen
B
Blauw
C
Bruin
D
Zwart

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt er in een woonhuis als er lekstroom is

Slide 9 - Question ouverte

Sleep de onderdelen in de juiste volgorde. Begin bij de kabel die het huis binnenkomt
elektriciteitskabel
stopcontact
elektrische leiding
zekering
groepenkast

aardlekschakelaar


elektriciteitsmeter

Slide 10 - Question de remorquage

Wat betekend dit symbool?
A
Geïsoleerd
B
Dubbel geïsoleerd
C
Niet geïsoleerd

Slide 11 - Quiz

Spanning is de sterkte van de spanningsbron.
Spanning = U
Eenheid = Volt = V
Je meet de spanning met een spanningsmeter/voltmeter
Een voltmeter sluit je altijd parallel aan


Slide 12 - Diapositive

Weerstand is de mate waarin de stroom wordt tegen gehouden binnen een schakeling
Weerstand = R
Eenheid = Ohm = 

Formule
Ω
R=IU

Slide 13 - Diapositive

Wat betekend U
A
Spanning
B
Weerstand
C
Stroomsterkte
D
Vermogen

Slide 14 - Quiz

Koppel de juiste grootheid, symbool en eenheid
Weerstand
Spanning
Stroomsterkte
Ohm
Volt
Ampere
R
I
U

Slide 15 - Question de remorquage

Wat betekend I
A
Spanning
B
Weerstand
C
Stroomsterkte
D
Vermogen

Slide 16 - Quiz

Wat betekend A.
A
Volt
B
Ohm
C
Ampère
D
Watt

Slide 17 - Quiz

Wat betekend U = 4,8 V

Slide 18 - Question ouverte

Een geleider heeft een                             weerstand.

Een isolator heeft een                               weerstand.

hoge
lage

Slide 19 - Question de remorquage

Heeft hout dan een grote weerstand of een kleine weerstand?
A
Groot
B
Klein

Slide 20 - Quiz

In het figuur is een practicum met twee weerstanden.
Hoe zijn de weerstanden geschakeld?
A
serie
B
parallel
C
zowel serie als parallel
D
kan geen uitspraak over gedaan worden

Slide 21 - Quiz

Met welke formule bereken je de weerstand?
Weerstand =
A
U=RI
B
R=IU
C
R=UI
D
I=UR

Slide 22 - Quiz

Zet in volgorde van toenemende weerstand

Slide 23 - Question de remorquage

Wat doet een weerstand
A
De stroom zo snel mogelijk doorlaten
B
De stroom helemaal tegenhouden
C
de stroom een beetje tegenhouden (vertragen van de stroom
D
de stroom versnellen

Slide 24 - Quiz