Het meervoud van zelfstandige naamwoorden

Meervoud = Plural
eine Blume
drei Blumen
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Meervoud = Plural
eine Blume
drei Blumen

Slide 1 - Diapositive

Het lidwoord van het meervoud is altijd:
DIE

Slide 2 - Diapositive

DE LIDWOORDEN
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
der
die
das
die

Slide 3 - Diapositive

Regels voor het maken van het meervoud!


zie ook Handbuch

Slide 4 - Diapositive

De regels
1 Mannelijk (der)
Umlaut + e 
der Ball - die Bälle
2 vrouwelijk (die)
+(e)n
die Straße - die Straßen, die Prüfung - die Prüfungen
3 Onzijdig (das)
+e
das Heft - die Hefte
4 Mannelijke en onzijdige woorden die eindigen op -el, -en, -er blijven in het meervoud meestal onveranderd.
-
der Onkel - die Onkel
das Mädchen - die Mädchen
der Lehrer - die Lehrer
5 Veel woorden die eindigen op -a, -i, -o, -y
+s
das Handy - die Handys
die Oma - die Omas

Slide 5 - Diapositive

Opmerkingen
Het lidwoord van het meervoud is altijd die. 

Een Umlaut (") kan alleen op een ä, ü of ö. Onthoud het ezelsbruggetje: ÄÜTÖ.
Bij au komt de Umlaut op de äu: das Haus, die Häuser


Slide 6 - Diapositive

Opmerkingen
Bij vrouwelijke en onzijdige woorden treedt net als in het Nederlands een verdubbeling van de n of s op:
         de vriendin - de vriendinnen - die Freundin, die Freundinnen
         de gebeurtenis, de gebeurtenissen - das Ereignis, die Ereignisse

Als een vrouwelijk woord eindigt op -e, -el, -er, krijgt het meervoud
alleen een -n.
         die Cousine, die Cousinen
         die Schwester, die Schwestern 

Slide 7 - Diapositive

Opmerkingen
Bij mannelijke en onzijdige zelfstandige naamwoorden die eindigen op -el of -er krijg je bij meervoud geen uitgang!
der Esel - die Esel

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 1
Vorm het meervoud.

Slide 9 - Diapositive

Maak het meervoud van: das Heft

Slide 10 - Question ouverte

Maak het meervoud van: der Lehrer

Slide 11 - Question ouverte

Maak het meervoud van: die Lehrerin

Slide 12 - Question ouverte

Maak het meervoud van: der Sohn

Slide 13 - Question ouverte

Maak het meervoud van: der Test

Slide 14 - Question ouverte

Maak het meervoud van: die Klassenarbeit

Slide 15 - Question ouverte

Maak het meervoud van: die Pause

Slide 16 - Question ouverte

Maak het meervoud van: der Onkel

Slide 17 - Question ouverte

Maak het meervoud van: die Niederländerin

Slide 18 - Question ouverte