examentraining quiz en beeldbronnen

Deel 1
-korte kennisquiz HC
-daarna in deel 2: Hoe om te gaan met beeldbronnen?! 

Waar hebben jullie nog meer behoefte aan?

1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Deel 1
-korte kennisquiz HC
-daarna in deel 2: Hoe om te gaan met beeldbronnen?! 

Waar hebben jullie nog meer behoefte aan?

Slide 1 - Diapositive

kennisquiz Historische Contexten

Slide 2 - Diapositive

De Guldensporenslag was...
A
een overwinning van de Vlaamse burgers op het ridderleger van de koning
B
een overwinning van het patriciaat op de Vlaamse burgers
C
Een overwinning van het Franse ridderleger op het leger van de Vlaamse graaf
D
een overwinning van de Vlaamse burgers op de legers van de Vlaamse graaf

Slide 3 - Quiz

cuius regio, eius religio (wiens gebied, diens religie)
A
1549
B
1550
C
1555
D
1553

Slide 4 - Quiz

Unie van Utrecht
A
1568
B
1581
C
1576
D
1579

Slide 5 - Quiz

Oprichting van VOC
A
1604
B
1602
C
1600
D
1603

Slide 6 - Quiz

Luther verschijnt voor de Rijksdag in Worms (1521)
Alteratie van Amsterdam (1578)
Coen verplaatst het bestuurscentrum van de VOC naar Batavia (1619)
Instelling door Karel V van 3 Collaterale Raden (1531)
Het begin van staatsvorming en centralisatie
het streven van vorsten naar absolute macht
De protestantse reformatie die splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg heeft
Het conflict in de Nederlanden dat resulteert in de stichting van een Nederlandse staat
De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie

Slide 7 - Question de remorquage

Verdrag van Versailles
A
1918
B
1920
C
1919
D
1917

Slide 8 - Quiz

Conferentie van München
A
1935
B
1933
C
1936
D
1938

Slide 9 - Quiz

Otto von Bismarck (1815-1898)
Josef Goebbels (1897-1945)
Wilhelm I (1797-1888)
Wilhelm II (1859-1941)

Slide 10 - Question de remorquage

Code Napoleon (1804)
Belgische Opstand (1830)
Frederik de Grote
Antonie van Leeuwenhoek
rationeel optimisme en 'verlicht denken' dat wordt toegepast op alle terreinen van de samenleving: godsdienst, politiek, economie en sociale verhoudingen
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen om het vorstelijk bestuur op eigentijdse verlichte wijze vorm te geven (verlicht absolutisme)
De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, nationalisme, socialisme, confessionalisme en feminisme
De democratische revoluties in westerse landen met als gevolg discussies over grondwetten, grondrechten en staatsburgerschap
De wetenschappelijke revolutie

Slide 11 - Question de remorquage

Er is een afspraak om gezamenlijk een politieke gemeenschap te vormen
Durf je verstand te gebruiken 
IEDEREEN moet kunnen meebeslissen. 
De kerk is dogmatisch en corrupt. 
Voltaire (1694-1778)
John Locke (1632-1704)
Jean-Jacques Rousseau (1712-1778)
Immanuel Kant (1724-1804)

Slide 12 - Question de remorquage

Nikita Chroesjtsjov (1894-1971)
Josef Stalin (1878-1953)
Harry Truman (1884-1972)
John F. Kennedy (1917-1963)

Slide 13 - Question de remorquage

Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde van vroeger naar later.

1. Instelling van de Bloedplakkaten
2. Pacificatie van Gent
3. Vrede van Augsburg
4. Vrede van Munster
5. Willem van Oranje wordt vermoord

Slide 14 - Question ouverte

Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste chronologische volgorde van vroeger naar later.

1. Begin van het Dawesplan
2. oprichting van het Warschaupact
3. Oktoberrevolutie in Rusland
4. de NSDAP wint de verkiezingen en Hitler wordt benoemd tot rijkskanselier
5. Vrede van Versailles

Slide 15 - Question ouverte

Verklaring van de Rechten van de Mens
A
1789
B
1798
C
1783
D
1795

Slide 16 - Quiz

Staatsgreep door Napoleon Bonaparte
A
1796
B
1799
C
1802
D
1801

Slide 17 - Quiz

Congres van Wenen
A
1810-1811
B
1812-1813
C
1814-1815
D
1816-1817

Slide 18 - Quiz

In welk jaar werd China communistisch
A
1945
B
1947
C
1949
D
1951

Slide 19 - Quiz

Wat waren de gevolgen voor China van het Verdrag van Nanking?
A
De Britten mochten in 5 steden vrij handel drijven.
B
China moest Britse handelaren compenseren voor de vernietigde Opium.
C
Dat er geen oorlog meer ging komen met Engeland.
D
China moest Hongkong afstaan aan Engeland.

Slide 20 - Quiz

Wie was de eerste communistische leider van China
A
Sun Yat Sen
B
Mao Ze Dong
C
Tsjang kai Chek
D
Koe Loe Yuk

Slide 21 - Quiz

Wie was de stichter van China's "opendeurpolitiek"?
A
Deng Xiaoping want hij creëerde socialisme met kapitalistische trekjes
B
Xi Jinping want in 20120 zijn de Olympische spelen in Tokyo.
C
Jiang Zemin want hij werkt een enorm reisprogramma af.
D
Mao want hij voerde het communisme in.

Slide 22 - Quiz

(1e) Vlootwet
A
1898
B
1890
C
1895
D
1900

Slide 23 - Quiz

Trumandoctrine
A
1947
B
1945
C
1946
D
1949

Slide 24 - Quiz

Tonkinresolutie
A
1960
B
1962
C
1964
D
1966

Slide 25 - Quiz

Hongaarse Opstand
A
1955
B
1960
C
1962
D
1956

Slide 26 - Quiz

Val Berlijnse Muur
A
1989
B
1987
C
1990
D
1986

Slide 27 - Quiz

Welke HC ken je het best?

Slide 28 - Carte mentale

Welke HC moet je nog goed leren?

Slide 29 - Carte mentale

Deel 2

Slide 30 - Diapositive

BEELDBRONNEN

Slide 31 - Diapositive

Welke functie hebben beeldbronnen?
Beeldbronnen geven ons informatie over het verleden. Op je examen kom je ook geschreven bronnen tegen, daarover gaat examentraining niet. 
Beeldbronnen kom je in verschillende versies tegen:
  • Foto's: foto's die uit de besproken tijd  zelf komen kunnen  ter illustratie gebruikt worden maar ook ingezet worden als propaganda. Dat wil niet zeggen dat die foto's ook altijd doelbewust als propaganda zijn gemaakt. Het zegt dus niet altijd iets over de standplaatsgebondenheid van de maker. Het geeft ons wel een kijkje in het verleden.
  • Kaarten: deze worden vaak gebruikt om te laten zien hoe het wereldbeeld in een bepaalde tijd was.


Slide 32 - Diapositive

Welke functie hebben beeldbronnen?
 
Nog meer versies van beeld:

  • Schilderijen:  Schilderijen kunnen uit de tijd zelf komen of later gemaakt zijn met een bepaald onderwerp/ gebeurtenis in gedachte. Deze kunnen ter illustratie zijn van een kenmerkend aspect of standplaatsgebondenheid van de maker aangeven. Of ingezet zijn als propaganda middel. Zowel in de tijd zelf als later.
  • Cartoons: Cartoons zijn spotprenten en geven dus altijd een politieke kleur aan t.a.v. de weergegeven gebeurtenis. Het is belangrijk om te kijken wie de maker is, wanneer en wat de boodschap is. Wamt iedere tekenaar wil iets vertellen met zijn prent.


Slide 33 - Diapositive

Inzicht 1 beeldbronnen
Geschiedenis is altijd gebaseerd op een interpretatie van verschillende overblijfselen uit het verleden (teksten, afbeeldingen, gebouwen, verhalen, muziek, materiële objecten, sporen in een landschap, enzovoort).  Beeldmateriaal wordt  meestal  gebruikt, omdat ze een beeld geven over hoe mensen uit de tijd zelf de wereld zagen.

Slide 34 - Diapositive

Inzicht 2 beeldbronnen
 beeldbronnen kunnen:
  1. Bewust ingezet worden voor propaganda doeleinden: ze waren bedoeld om een mening over te brengen aan tijdgenoten of voor de overlevering.
  2. Onbewust ingezet worden voor propaganda ze waren niet bedoeld om een mening over te brengen. Denk aan persoonlijke foto's of tekeningen.

Slide 35 - Diapositive

Inzicht 3 beeldbronnen
Cartoons zijn altijd gemaakt om een mening weer te geven en/of een boodschap door te geven.  Ze zijn politiek gekleurd. Ze dienen een bepaald belang en/of doel. Een cartoon is dus altijd vanuit een perspectief gemaakt. De situatie, overtuigingen en waarden van een persoon/groep/instantie zorgen voor een bepaald standpunt vanuit waar een bron is geschreven: standplaatsgebondenheid.

Slide 36 - Diapositive

Praktische tips
Op het examen:
  1. Begin met de bron niet met de vraag.
  2. Lees altijd eerst om de bron heen. Wat staat er boven en is er een toelichting?
  3. Onderstreep belangrijke zaken zoals: jaartallen, namen, plaats, etc.
  4. In de toelichting staat vaak wat iets voorstelt. Soms personen of situaties of gebieden etc. Schrijf deze meteen in of naast de bron.
  5. Ga vervolgens pas naar de hele bron kijken of zet een kruis op de tekening en kijk per vierkant wat je ziet.
  6. Associeer: herken je een bepaald begrip, gebeurtenis of een kenmerkend aspect? Schrijf dat er direct bij!

Slide 37 - Diapositive

Praktische tips
Omgaan met  beeldbronnen
  1. Als er bij een vraag staat: gebruik de bron moet in het antwoord de bron ook echt worden
    gebruikt. Doe je dit niet, dan kost het je punten.
  2. Doe dit door een beeldelement uit de bron te beschrijven/ benoemen.
  3. Laat altijd in je antwoord zien dat je de bron gebruikt. In je antwoord moet dus ergens
    staan: In de bron zie je dat....
  4. Er wordt bij een cartoon altijd gevraagd naar de mening of boodschap van de tekenaar. Let op: een boodschap is iets anders dan een weergave van de tekening. Hij wil iets vertellen wat je niet meteen ziet maar kan afleiden uit de zaken op de cartoon.

Slide 38 - Diapositive

Praktische tips
Vergelijk:
Klopt het weergegeven beeld met wat jij over dit thema weet? Je weet welke historische gebeurtenis het onderwerp van de bron is. Vergelijk nu of dat wat afgebeeld is, overeenkomt met dat wat jij ervan weet. Geeft de tekenaar/ maker hetzelfde beeld, of wijkt zijn versie van het verhaal af? Waarom en waarvoor is het beeldmateriaal gebruikt.

Slide 39 - Diapositive

Oefenen
Op de volgende dia's staan oefenvragen bij het onderwerp beeldbronnen.

Klik op de bron om te vergroten.


Slide 40 - Diapositive


Slide 41 - Question ouverte


Slide 42 - Question ouverte


Slide 43 - Question ouverte


Slide 44 - Question ouverte


Slide 45 - Question ouverte


Slide 46 - Question ouverte


Slide 47 - Question ouverte

Evaluatie.
Wat ging goed, wat ging minder. Waar loop je tegenaan? Heb je nog hulp nodig.

Slide 48 - Question ouverte

Ten slotte
Leer de kenmerkende aspecten
Leer de syllabustekst en gebruik deze als checklist voor de HC

Slide 49 - Diapositive