Kapitel 2: Het werkwoord haben

Kapitel 1: Persoonlijke voornaamwoorden
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Kapitel 1: Persoonlijke voornaamwoorden

Slide 1 - Diapositive

Lesinhoud
Lesdoel
Je kunt het rijtje van het werkwoord hebben (haben)
in het Duits.
Benodigdheden
        Laptop
        Aantekeningenschrift
        Pen

Slide 2 - Diapositive

Enkelvoud
Meervoud
Sleep de juiste vervoeging naar het persoonlijk voornaamwoord.
ik
jij
hij
zij
het
wij
jullie
zij
u
hebt
heeft
hebben
heeft
hebben
heeft
heb
hebben
heeft

Slide 3 - Question de remorquage

-
-
-
-
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
het heeft
-
-
-
-
-

wij hebben
jullie hebben
zij hebben
u heeft
Enkelvoud
Meervoud
Het werkwoord haben (hebben)
Scan QR LessonUp 
  • Onregelmatig werkwoord         uit hoofd leren
ich habe
du hast
er hat
sie hat
es hat
wir haben
ihr habt
sie haben
Sie haben

Slide 4 - Diapositive

Nederlands
Duits
Sleep de juiste vertaling naar elkaar. 
ik heb
het heeft
hij heeft
jij hebt
zij heeft
wij hebben
zij hebben
u heeft
jullie hebben
du hast
sie haben
er hat
ihr habt
es hat
ich habe
Sie haben
wir haben
sie hat

Slide 5 - Question de remorquage

Enkelvoud
Meervoud
Sleep de juiste vervoeging naar het persoonlijk voornaamwoord.
ich
du
er
sie
es
wir
ihr
sie
Sie
hast
hat
haben
habe
haben
hat
habt
haben
hat

Slide 6 - Question de remorquage

Zet de juiste vervoeging van het werkwoord in de zin. 
Er blijft 1 vervoeging van het werkwoord over.
1
2
3
4
Ich  ___________ einen Bruder.
Wir ___________ einen Hund.
Er _________ eine Schwester
__________ ihr Haustiere?
habe
hast
hat
haben
habt

Slide 7 - Question de remorquage

Vervoeg naar de juiste vorm:
Du _______ zwei Opas

Slide 8 - Question ouverte

Vervoeg naar de juiste vorm:
Danielle _______ eine Katze

Slide 9 - Question ouverte

Vervoeg naar de juiste vorm:
Ihr ________ den Film gesehen

Slide 10 - Question ouverte

Vervoeg naar de juiste vorm:
Raf und Rachelle _______ Zeit für uns

Slide 11 - Question ouverte