Spreekwoorden en gezegden en rebussen

Spreekwoorden & uitdrukkingen 
Intro
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2ISK

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Spreekwoorden & uitdrukkingen 
Intro

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Aan het eind van deze les:
  • Ken je de betekenis van enkele spreekwoorden en gezegden
  • Weet je het verschil tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn spreekwoorden en gezegden?

  • Een spreekwoord of gezegde is een korte, krachtige  uitspraak die een waarheid of wijsheid bevat.
  • Ze hebben vaak een figuurlijke betekenis. 

Slide 3 - Diapositive

Welke spreekwoorden en gezegden en je?

Slide 4 - Carte mentale

Figuurlijk taalgebruik


Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 5 - Diapositive

Letterlijk / figuurlijk taalgebruik 
Figuurlijk taalgebruik betekent: niet precies bedoelen wat je zegt.
Ik schrok me dood!
Tamara struikelde over haar woorden.

Letterlijk taalgebruik is: bedoelen wat je zegt.
Ik ben nu op school.
Hij gaat in de pauze naar de supermarkt


Slide 6 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik wordt soms letterlijk genomen.

Slide 7 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik wordt soms letterlijk genomen.

Slide 8 - Diapositive

Spreekwoorden & uitdrukkingen (gezegde & gezegswijze)
Wat zijn de verschillen?

Slide 9 - Diapositive

Spreekwoorden
- altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde
- het is een mededeling, geen vraag
- het werkwoord (als dat er is) staat in de tegenwoordige tijd
- meestal een 'algemene levenswijsheid'

Achter de wolken schijnt de zon / Hoge bomen vangen veel wind / De appel valt niet ver van de boom 

Slide 10 - Diapositive

Uitdrukkingen


Gezegde & Zegswijze

Slide 11 - Diapositive

Gezegde
- onveranderlijk
- vaste uitdrukking
- de woorden hebben een figuurlijke betekenis
- bevat geen werkwoord
- vormt geen volledige zin

Met hart en ziel/ Appeltje-eitje / Een nieuwsgierig Aagje

Slide 12 - Diapositive

Zegswijze
- figuurlijke uitspraak
- bevat een werkwoord
- moet je nog in een zin plaatsen

De spuigaten uitlopen / De benen nemen 

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Welke spreekwoord wordt hier uitgebeeld? Wat betekent dit spreekwoord?

Slide 15 - Diapositive

REBUS!
Los het getekende raadsel op

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

wat betekent: Een zwaluw maakt nog geen zomer
A
De zwaluw is alleen in de winter in Nederland
B
Als er veel zwaluwen zijn, zie je de zon niet.
C
Als het dag mooi weer is, betekent dat nog niet dat het zomer is.
D
Er leven geen zwaluwen in Nederland

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Wat betekent 'De hond in de pot vinden'?
A
De hond is in de pot gaan zitten.
B
De hond heeft al het eten opgegeten.
C
Je hond kwijt zijn.
D
Je bent te laat voor het eten, alles is op.

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Wat betekent: De kat uit de boom kijken
A
Proberen de kat eruit te laten klimmen.
B
De kat snel uit de boom halen.
C
De brandweer de kat uit de boom laten halen.
D
Even afwachten/kijken wat er gebeurt.

Slide 22 - Quiz

Los de rebus op!

Slide 23 - Diapositive

wat betekent: Haastige spoed is zelden goed
A
Als je iets te snel doet, is de kans op fouten groter
B
Je moet snel een oplossing bedenken.
C
Je moet niet harder dan 100 km/uur rijden.
D
Hazen zijn een soort snelle konijnen.

Slide 24 - Quiz

Wat betekent: Met het verkeerde been uit bed stappen?
A
Uit bed vallen.
B
Met een slecht humeur de dag starten.
C
Aan de verkeerde kant van het bed uitstappen.
D
slaap wandelen

Slide 25 - Quiz

Wat betekent: Het is weer koek en ei?
A
Ze hebben ruzie.
B
Ze zijn verliefd.
C
De ruzie is voorbij, ze zijn weer vrienden.
D
Ze gaan samen boodschappen doen.

Slide 26 - Quiz

De volgende opgaven kunnen ook mondeling

Slide 27 - Diapositive

1. Zo ziek als een hond zijn.

Slide 28 - Question ouverte

2. Zo gezond als een vis voelen.

Slide 29 - Question ouverte

3. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens.

Slide 30 - Question ouverte

4. Beter een goede buur dan een verre vriend.

Slide 31 - Question ouverte

5. Door de bomen het bos niet meer zien.

Slide 32 - Question ouverte

6. Het loopt als een trein.

Slide 33 - Question ouverte

8. Gezelligheid kent geen tijd.

Slide 34 - Question ouverte

7. Geld moet rollen.

Slide 35 - Question ouverte

9. Geen bericht, goed bericht.

Slide 36 - Question ouverte

10. Hij schreeuwt het van de daken.

Slide 37 - Question ouverte

Draadstaal (0,75!)

Slide 38 - Diapositive