Signaalwoorden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

Samenhang in je tekst

Signaalwoorden

Lesdoel

• Je gebruikt signaalwoorden en signaalzinnen om verbanden in je tekst duidelijk te maken.

Een tekst is als volgt opgebouwd:

1. inleiding, slot, middenstuk
2. kern, inleiding, slot
3. slot, inleiding, kern
4. inleiding, middenstuk, slot

Welk soort tekstverband zie je hier:
Ik ging douchen, nadat ik had gesport.

1. Oorzaak- gevolg
2. Doel- middel
3. Tijd

Wel soort tekstverband zie je hier?
Je mag mee op reis, mits je je tas hebt gepakt.

1. Tegenstelling
2. Voorwaarde
3. Oorzaak- gevolg

Welk signaalwoord is 'daarnaast'? --> Ik houd erg van dansen. Daarnaast fiets ik graag.

1. Signaalwoord van vergelijking
2. signaalwoord van opsomming
3. signaalwoord van conclusie
4. signaalwoord van reden

Welk signaalwoord is 'daardoor'? --> Groene zeep is niet geparfumeerd. Daardoor heeft het een typische geur.

1. signaalwoord van oorzaak-gevolg
2. signaalwoord van reden
3. signaalwoord van opsomming
4. signaalwoord van volgorde/tijd

Welk signaalwoord is want? --> Maak snel de bestelling af, want die wordt zo opgehaald.

1. signaalwoord van conclusie
2. signaalwoord van reden
3. signaalwoord van opsomming
4. signaalwoord van volgorde/tijd

Welk signaalwoord is 'omdat'? --> Fleur trekt een regenjas aan, omdat het regent.

1. signaalwoord van conclusie
2. signaalwoord van reden
3. signaalwoord van opsomming
4. signaalwoord van volgorde/tijd

Welk signaalwoord is 'net als'?--> De toets wordt net als vorig jaar klassikaal gemaakt.

1. signaalwoord van opsomming
2. signaalwoord van vergelijking
3. signaalwoord van conclusie
4. signaalwoord van reden

Wat is de functie van het signaalwoord 'maar'?

Ik wil graag naar de stad, maar ik heb geen tijd.

1. voorbeeld
2. volgorde
3. tegenstelling
4. voorwaarde

Wat is de functie van 'dus'?
Ik wil een goed cijfer, dus ik ga hard leren

1. reden
2. verklaring
3. conclusie
4. opsomming

Wat is de functie van 'omdat'?
Ik heb een goed cijfer, omdat ik goed geleerd heb.

1. verklaring
2. reden
3. tegenstelling
4. opsomming