VEI 5 Erfelijkheid Stambomen 2020 2021

1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, vwoLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Fenotype
Genotype
Dominant
Recessief
Homozygoot
Heterozygoot
P generatie
F1 generatie
Ouders 
Aa of Bb
Overheersend, komt altijd tot uiting
De kinderen
Niet overheersend, a of b Komt alleen tot uiting als aa of bb
Uiterlijk, verschijningsvorm
De genen op de chromosomen Aa

Slide 2 - Question de remorquage

Herhaling begrippen erfelijkheid
Fenotypen: uiterlijk (donker haar , blauwe ogen, witte vacht enz)
Genotypen: de genen op de chromosomen (AA of Aa of aa)
Dominant: Overheersend (A of B of..) komt altijd tot uiting
Recessief: niet overheersend (a of b of ...)
Homozygoot: AA of aa kan ook BB of bb
Heterozygoot: Aa of Bb
P-generatie: de ouders
F1-generatie: de kinderen
F2-generatie: kleinkinderen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

V2
Onderzoek naar erfelijkheid in de familie

   11.5 
                                                     erfelijke                                                          aandoeningen

Slide 5 - Diapositive

11.5 Leerdoelen
-Hoe maak je een stamboom
-Hoe ontstaat een aangeboren afwijking
-Wanneer ga je naar een erfelijkheidsvoorlichter

Slide 6 - Diapositive

11.5 Begrippenlijst (blz. 206)
  • stamboom
  • aangeboren aandoening
  • erfelijke aandoening
  • mutatie
  • prenataal onderzoek
  • drager
  • recessieve overerving
  • dominante overerving

Slide 7 - Diapositive

Stambomen
uitleg

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Gegevens halen uit een stamboom
Uit een stamboom haal je in de volgende situatie wat dominant is en wat recessief is:
Zoek twee gelijke ouders qua fenotype (uiterlijk). Krijgen zij een kind met een ander fenotype, dan:
* hebben de ouders het dominante fenotype 
* zijn de ouders allebei heterozygoot (bijv. Aa)
* Heeft het kind  het recessieve fenotype.(aa)

Slide 10 - Diapositive

Welke drie conclusies trek je uit deze stamboom?

Slide 11 - Diapositive

Wat is het genotype van de vader?
Wat is het genotype van kind 2?
A
Vader AA Kind Aa
B
Vader Aa Kind aa
C
Vader aa Kind Aa
D
Vader AA Kind aa

Slide 12 - Quiz

Conclusies uit deze stamboom?
De eigenschap van de ouders is dominant
De beide ouders zijn heterozygoot
Nummer 2 is homozygoot voor de recessieve eigenschap
Aa
Aa
aa
AA/Aa
AA/Aa

Slide 13 - Diapositive

Tip 1:  zoek twee ouders met hetzelfde fenotype en een kind met een ander fenotype (zie blz. 142 tekstboek)

Hans en Karin hebben allebei donker haar, maar hun zoon Stefan heeft rood haar. 
Dit betekent dat:
Hans en Karin heterozygoot zijn (Aa).
Stefan heef de recessieve eigenschap (aa)
Donker haar dominant is
Rood haar recessief is
timer
5:00
Hoe kan je alle genotypes invullen in een stamboom?

Slide 14 - Diapositive

Alleen de genotype van Michiel en Kirsten kan je niet uit de stamboom halen

Aa     Aa     Aa       Aa      Aa              Aa          aa                Aa
A?             aa
aa            Aa
aa              A?            Aa             aa

Slide 15 - Diapositive

Vraag 1
Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s
(heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage
nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?

Teken een kruisingsschema op een kladblaadje !

Slide 16 - Diapositive

Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s
(heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage
nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?

Slide 17 - Question ouverte

Vraag 1
Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s
(heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage
nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben?
Teken een kruisingsschema !

Slide 18 - Diapositive

Vraag 2a
Hiernaast is een stamboom weergegeven. De eigenschappen C en D erven niet X-chromosomaal over.

Welke eigenschap is dominant?

Slide 19 - Diapositive

Vraag 2a
Welke eigenschap is dominant?
A
C
B
D

Slide 20 - Quiz

Vraag 2b
Hiernaast is een stamboom weergegeven. De eigenschappen C en D erven niet X-chromosomaal over.

Welk genotype heeft persoon 4?

(Dominant = A, recesief = a)

Slide 21 - Diapositive

Vraag 2b
Welk genotype heeft persoon 4?

Slide 22 - Question ouverte

Vraag 2C
Hiernaast is een stamboom weergegeven. De eigenschappen C en D erven niet X-chromosomaal over.

Welk genotype heeft persoon 5?

(Dominant = A, recesief = a)

Slide 23 - Diapositive

Vraag 2c
Welk genotype heeft persoon 5?

Slide 24 - Question ouverte

Vraag 2d
Hiernaast is een stamboom weergegeven. De eigenschappen C en D erven niet X-chromosomaal over.

Welk(e) genotype(s) heeft persoon 7 hebben?

(Dominant = A, recesief = a)

Slide 25 - Diapositive

Vraag 2d
Welk(e) genotype(s) heeft persoon 7 hebben? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 26 - Quiz

Drager

Als een aandoening recessief overervend is:

Dan heb je de aandoening alleen, als je het geen 2 keer hebt (aa)


Heb je Aa, dan ben je DRAGER, je hebt het gen wel, maar je bent niet ziek.

 Als 2 dragers nakomelingen krijgen, dan hebben zij 

25% kans op een kind met die aandoening (aa).


A = gezond

a = ziek(te)

Slide 27 - Diapositive

Recessief overerven
Dominant overerven
25% kans
50% kans

Slide 28 - Diapositive

Aangeboren afwijkingen
Een aangeboren afwijking kan ontstaan door:

1. Een fout in een gen (mutatie): erfelijke aandoening
2. Een fout bij de vorming van geslachtscellen  
    (bijv chromosoom teveel bij syndroom van Down)
3. Schadelijke stoffen of ziekteverwekkers

Slide 29 - Diapositive

 Een fout bij de vorming van geslachtscellen  

Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Diapositive

Erfelijkheidsvoorlichting?
Wanneer?
-Als er een erfelijke aandoening in de familie voorkomt.
Hoe onderzoek je?
-Door een stamboom te maken en zo te kijken of je drager bent.
Hoe kan je overerven?
-recessieve overerving (25% kans als beide drager zijn Aa x Aa)
-Dominant overerving (50% kans als een ouder heterozygoot is.
                                                                        Aa x aa)

Slide 32 - Diapositive

Extra oefeningen met kruisingsschema's


De volgende dia zijn extra oefeningen die je kan doen.

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Lien

Homozygoot
Heterozygoot
Dominant
Reccessief
Intermediair
AA of aa
Aa
overheersend gen van een paar (A)
onderdrukt gen van een genenpaar (a)
Beide genen zijn even sterk, komen beiden naar voren in fenotype

Slide 35 - Question de remorquage

Een vrouw en een man hebben samen 4 jongens. De vrouw is zwanger van nummer 5. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
20%
B
50%
C
80%
D
100%

Slide 36 - Quiz

Rex heeft bruine ogen en is heterozygoot voor de oogkleur.
Floor heeft blauwe ogen.
Rex en Floor krijgen vier kinderen: twee meisjes en twee jongens.

Bruin is dominant, blauw is recessief.

Wat is de kans dat de kinderen van Rex en Floor blauwe ogen hebben.
A
25%
B
50%
C
75%
D
0%

Slide 37 - Quiz

Klopt het kruisingschema die bij de vorige vraag hoort?
bruin = dominant
blauw = recessief
Rex = heterozygoot
Floor = blauwe ogen
A
Juist
B
Onjuist
C
Snap hier niets van

Slide 38 - Quiz

Piet, de zoon van Rex en Floor trouwt met een vrouw met blauwe ogen.
Piet heeft bruine ogen. Wat is de kans op een kind met blauwe ogen geboren wordt?

bruin = dominant
blauw = recessief
Floor(oma) = blauwe ogen
A
0%
B
25%
C
50%
D
Ik snap hier niets van

Slide 39 - Quiz


Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant, groen recessief.
Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?

Tip: maak zelf een kruisingsthema...

A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 40 - Quiz