Woorden 3.5

Woorden 3.5
Deze keer met paaseitjes voor de eerste vijf!


1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Woorden 3.5
Deze keer met paaseitjes voor de eerste vijf!


Slide 1 - Diapositive

aangeboren geschiktheid tot iets
A
erfelijk
B
aanmaak
C
aanleg
D
kwaliteit

Slide 2 - Quiz

Juist of onjuist:
De consequentie van spijbelen is dat je vandaag moet nablijven.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Juist of onjuist:
Ik maak aanstalten in het restaurant te zitten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

Juist of onjuist:
De capaciteit van de deze motor kun je makkelijk berekenen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

Juist of onjuist:
Hij kan goed leren en goed sporten;
hij heeft veel capaciteiten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

fascinerend
A
spectaculair
B
erg boeiend
C
veroordelend
D
iets graag willen

Slide 7 - Quiz

Sterk verlangen iets te willen bezitten:
A
idealen
B
zinspelen
C
verlengen
D
begeren

Slide 8 - Quiz

met een brede ontwikkeling,
met kennis van veel verschillende zaken
A
erudiet
B
slim
C
capaciteit
D
inspiratie

Slide 9 - Quiz

Vul het juiste woord in:
Hij dwingt mij bijna om mee te gaan,
hij ........ erop aan.
A
staat
B
slaat
C
dringt
D
dwingt

Slide 10 - Quiz

'bevestigen' is een homoniem
Noteer de twee betekenissen

Slide 11 - Question ouverte

opzadelen met: (figuurlijk)
A
iemand belasten met iets
B
iemand helpen met iets
C
falen, mislukken
D
iemand expres pijn doen

Slide 12 - Quiz

zachtmoedig
A
dapper
B
zachtjes
C
vriendelijk
D
onzeker

Slide 13 - Quiz

Vast beeld of gedrag dat je van iemand hebt, maar dat niet altijd klopt met de werkelijkheid.
A
cliché
B
stereotype

Slide 14 - Quiz

uitdrukking zonder veel betekenis;
zo vaak herhaald dat het geen kracht meer heeft
A
cliché
B
stereotype

Slide 15 - Quiz

Juist of onjuist:
Zijn antwoorden zijn allemaal goed,
hij is echt welbespraakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Juist of onjuist:
Hij heeft een indrukwekkende speech gehouden, hij is echt welbespraakt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

opleven, je beter voelen nadat het een tijd slecht ging
A
opbouwen
B
ontwikkelen
C
opbloeien
D
herstellen

Slide 18 - Quiz

wars zijn van:
A
de regels overtreden
B
iets erg vervelend vinden
C
iets erg vies vinden
D
je terugtrekken

Slide 19 - Quiz

Juist of Onjuist:
Als jij in de bioscoop zit te praten,
vind ik jouw gedrag ongepast.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Wat is een ander begrip voor:
'van nature':
A
natuurlijk
B
logisch
C
in aanleg
D
in strijd met

Slide 21 - Quiz

'rol' is een homoniem
Noteer twee of drie betekenissen

Slide 22 - Question ouverte

Einde
Prijsuitreiking

Slide 23 - Diapositive