Passend kleden les 1

Verzorging
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 1

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Verzorging

Slide 1 - Diapositive

Opzet les 
Afspraken
Kennismaking
Wat is verzorging?
Les 1
Doel 

Slide 2 - Diapositive

Afspraken waar we ons in de les aan houden zijn:

TELEFOON: 
Uit of op stil. 
Aan het begin van de les gaat de telefoon in de bak en na de les krijg je hem terug. 
PRIVACY: 
Wat we hier vertellen, is vertrouwelijk en blijft binnen deze groep. We vertellen dit dus niet door aan anderen.  
LUISTEREN: 
We luisteren naar elkaar en laten elkaar uitpraten
RESPECT: 
We lachen elkaar niet uit en we letten op ons taalgebruik (geen scheldwoorden)
VRAGEN:
Hand opsteken
AFBLIJVEN VAN ANDERMANS SPULLEN:
Als je geen toestemming hebt, blijf je van de spullen van anderen af




Slide 3 - Diapositive

Kennismaking

Slide 4 - Diapositive

Waarom is jezelf verzorgen
belangrijk?

Slide 5 - Carte mentale

waar denk je aan bij verzorging?

Slide 6 - Carte mentale

WAT IS UITERLIJKE VERZORGING

Slide 7 - Carte mentale

Les 1     Passend kleden

Slide 8 - Diapositive

Wat ga je leren vandaag
Ik kan vertellen hoe ik mij passend kleed voor verschillende gelegenheden


1. Ik kan uitleggen welke kleding en uiterlijke presentatie passen bij welke gelegenheid. Bij welk weer en bij welk werk
2. Ik kan vertellen welke kledingmaten ik heb
3. Ik kan vertellen wat de functie is van werkkleding 
4. Ik kan uitleggen wat beschermende kleding is en voorbeelden noemen van persoonlijke beschermingsmiddelen 

Slide 9 - Diapositive

Verzorgende kleding
Iedereen heeft een ander lichaamsvorm en iedereen kleedt zich anders.                      
Verzorgde kleding is schoon, heel en past goed.

Schoon betekent geen vlekken en geen nare geurtjes.

Kleren moet je daarom regelmatig wassen, zodat ze schoon zijn en fris ruiken. Sommige kleren moet je na het wassen strijken anders zijn ze helemaal verkreukeld. En dat ziet er niet verzorgd uit.

Je schoenen houd je schoon met een vochtige doek of schoenpoets.

Slide 10 - Diapositive

Wat is je passend kleden??

Slide 11 - Carte mentale

Uiterlijk en kleding

Passend kleden betekent:

1. Kleed je passend bij: de gelegenheid, het weer/seizoen, het bedrijf waar je werkt of stage loopt. 
2. Zorg dat je er verzorgd uitziet.
3. Draag de kleding van je opleiding of het bedrijf waar je werkt. Zo ben je herkenbaar en altijd passend gekleed.

Uiteraard zorg je er ook voor dat je er verzorgd uitziet.
Je bent tenslotte een voorbeeld voor je klanten of gasten.

Dus geen kapotte kleding, gaten in je kleren, een super kort rokje, een diep decolleté, hakken, dure jurk of een hemdje dat je buik bloot laat of een blouse met een knoop eraf.
Wat wel: praktische kleding waarin je je vrij kunt bewegen, kleding die heel is en schoon en fris ruikt

Slide 12 - Diapositive

Quiz vragen
Over passende kleding

Slide 13 - Diapositive

Kleding keuze vanmorgen.

Wat was jouw keuze stijl?
A
Ik twijfelde veel.
B
Ik koos snel.
C
Ik koos wat anderen het beste vonden.
D
Ik ging ging af op mijn gevoel.

Slide 14 - Quiz

Is dit verzorgde kleding?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Bij welke gelegenheid past deze kleding?
A
avondje thuis op de bank
B
een feest
C
een sollicitatiegesprek

Slide 16 - Quiz

Bij welke gelegenheid past deze kleding?
A
avondje thuis op de bank
B
een feest
C
een sollicitatiegesprek

Slide 17 - Quiz

Bij welk seizoen past deze kleding?
A
zomer
B
lente
C
herfst
D
winter

Slide 18 - Quiz

Welke kleding kun je dragen naar stage?
A
een lange ketting
B
een lange broek en shirt
C
leuke sjaal
D
kort t-shirt

Slide 19 - Quiz

Netjes 
                         Gekreukt

Slide 20 - Diapositive

Passend bij het weer of het seizoen 

Je kleding moet passen bij het weer.

In de winter draag je een dikke trui.
En in de zomer een bloesje met korte mouwen. 


Passend bij het bedrijf waar je werkt of stage loopt 
In sommige beroepen mag je dragen wat je wilt.

Als de kleding maar schoon en heel is. Maar bij andere beroepen moet je een uniform dragen.
Bijvoorbeeld als beveiliger.
Of je moet representatieve kleding dragen. Bijvoorbeeld als je met klanten omgaat.
 




Slide 21 - Diapositive

Opdracht in tweetallen
Zoek 4 afbeeldingen van kleding die jij passend vindt om te dragen op stage/werk.

Zoek 4 afbeeldingen van kleding die jij ongeschikt vindt.

Slide 22 - Diapositive

Kledingmaten
Je verzorgd kleden betekent dat de kleding goed zit. De kleding moet passen. Trek dus geen kleding aan die veel te groot of te klein is. 

Je hebt kledingmaten in letters en cijfers.
De maten zijn niet in elk land hetzelfde. 

Slide 23 - Diapositive

Kledingmaten
S = Small
M = Medium
L = Large
XXL = Extra,        Extra Large 
XL = Extra Large

Slide 24 - Diapositive

Sommige kledingmaten zijn in letters.

Bijvoorbeeld maat S of M of L.
S betekent small. In het Nederlands klein.
M betekent medium. In het Nederlands gemiddeld.
En L betekent large. In het Nederlands groot. 



S
Small
M
Medium
L
Large

Slide 25 - Diapositive

de spijkerstof 
de maat

Slide 26 - Diapositive

Maat op het etiket

Welke maat het kledingstuk heeft
Waar in kleding kan je de maat vinden?

Wat is jou maat bovenkleding en onderkleding, weet jij dat?

Slide 27 - Diapositive

Hicham heeft maat 176. welk maat in letters heeft hij? 

Slide 28 - Diapositive

Madelief heeft maat 158. Welke maat in letters heeft zij?

Slide 29 - Diapositive

EUR=Nederlandse maat             UK=Engeland
                                         US=America
De schoenmaat vind je onder op de zool of binnenin de schoen

Slide 30 - Diapositive

Filmpje Legerkleding
https://schooltv.nl/video/het-klokhuis-legerkleding/

Slide 31 - Diapositive

De 3 functies van werkkleding:

1. Bescherming:
Bijvoorbeeld tegen vuil, schadelijke stoffen, hitte of water of dat je aangereden wordt.

2. Uitstraling:
Alle werknemers dragen kleding met hetzelfde logo. Zo zorgen ze ervoor dat ze allemaal de zelfde uitstraling hebben 

3. Herkenbaarheid:
Zoals bijvoorbeeld een kok, een bakker, de politie of de brandweer. Door hun uniform weet je welk werk ze doen

Slide 32 - Diapositive

Jezelf presenteren op je stage/werk
1. Hoe kijk je?
2. klopt je houding bij wat je zegt?
3. Is het volume passend bij wat je zegt?
4. Welke woorden gebruik je wel / niet?
5. Hoe sta je erbij (houding) --> kleding, spullen, kauwgom?

Slide 33 - Diapositive

Visitekaartje
Omdat je het visitekaartje van het bedrijf bent moet je opletten op: 
- uiterlijk (verzorgd)
- kleding (passend bij het bedrijf)
- passend taalgebruik
- vriendelijkheid (jouw indruk blijft hangen bij de klant )
- jezelf voorstellen; 
- Passend taalgebruik; 
- Houding; 
- Geen kauwgum; 
- Waar let jij op? (haar, nagels, make- up, kleding, luchtjes)

Slide 34 - Diapositive

Opdracht 

Kies een beroep/ stage plek
of
 een bijzonder feestelijke gelegenheid zoals een feest/ bruiloft

Maak een poster met daarop de juiste kleding stijl. 

 



Slide 35 - Diapositive

wat geleerd deze les.

Slide 36 - Carte mentale

Volgende les

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Diapositive

Verzorging
Kennismaking
Afspraken
Doel van de les

Slide 39 - Diapositive