2 m les 51 etre avoir aller

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 2

Le printemps            L'été

MAI

JUIN

On y va= let's go

1. Prévision des classes

2. les verbes aller, être et avoir. À la fin de la classe.....

3. Les devoirs

Na deze les ken ik de werkwoorden être, avoir en aller.

Pak je schrift. Vandaag schrijf je ALLES mee! Dus je maakt aantekeningen tijdens de gehele les. 

andere ww op herhaling: Faire, Prendre. 

regelmatige ww op -ER en -IR

passé composé ww op -ER en -IR

ontkenning

bezittelijk vnw mon ma mes

bijv. naamwoord heureux heureuse

Pak je schrift. Vervoeg het hele WW van ALLER. Ook de betekenis.

Welke vormen van de werkwoorden ALLER, ÊTRE, AVOIR
kun je zo uit je hoofd IN JE SCHRIFT noteren?

 Het ww être betekent "zijn". 

Persoonlijk voornaamwrd

Rad 1

1. je

2. tu

3. il/elle/on

4. nous

5. vous

6. ils/elles

Rad 2 

1. avoir

2. être

3. avoir

4. être

5. avoir

6. être

Rad 1

1. Ik

2. Jij

3. Hij / zij / men (we)

4. Wij

5. Jullie / U

6. Zij (m) / Zij (v)

Rad 2 

1. avoir

2. être

3. parler

4. être

5. avoir

6. parler

WW op -ER 

je parle

tu parles

il/ elle/ on parle

nous parlons

vous parlez 

ils/ elles parlent

tegenwoordige tijd

Pak je schrift en vervoeg zonder

in je boek te kijken:

Je krijgt een blaadje en vervoegt:

1. het werkwoord ALLER

2. het ww AVOIR

3. het ww ÊTRE

4. één van de volgende ww op -ER:  

ACHETER, MANGER, TRAVAILLER, DANSER.

Je schrijft in totaal 4 werkwoorden uit. 

Klaar? Zet je naam erop en lever het in. 

3. Les devoirs

Mercredi: werkwoord FAIRE

WW op -ER

WW op -IR

Les devoirs pour mercredi:

BOEK A: Unité 1: Gramm. I

ex. 8 A tm D, page 14-16

Apprendre: être, avoir, faire, page 14-15.

Ik ken de werkwoorden être, avoir en aller.