De was doen

De was doen
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
VerzorgingPraktijkonderwijsLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

De was doen

Slide 1 - Diapositive

De was doen
Kleding
=
gemaakt van stof
Doel:
- Je kunt een waslabel lezen.

Slide 2 - Diapositive

NATUURLIJKE VEZELS KOMEN VAN EEN
DIER
OF
PLANT

SYNTHETISCHE VEZELS
WORDEN IN DE FABRIEK GEMAAKT VAN
AARDOLIE

Slide 3 - Diapositive

wol 
zijde

Slide 4 - Diapositive

PLANTAARDIGE VEZELS

Slide 5 - Diapositive

PLANTAARDIGE VEZELS

Slide 6 - Diapositive

SYNTHETISCHE VEZELS

Slide 7 - Diapositive

KLEDING WASSEN
Je moet regelmatig je kleding wassen.
- kleding wordt vuil
- vuile kleding stinkt

Slide 8 - Diapositive

WAS SORTEREN
hoe doe je dat .... WAS sorteren

- let op de kleur
- kijk op welke temperatuur er gewassen mag worden
- let op WOL & ZIJDE
Als je kleding te heet wast, kan het KRIMPEN EN VERKLEUREN

Slide 9 - Diapositive

SOORTEN WAS & WASMIDDELEN
WAS
1. WITTE WAS (alleen witte kledingstukken)
2. BONTE WAS (alleen gekleurde kledingstukken)
3. FIJNE WAS (kledingstukken die kwetsbaar zijn

WASMIDDELEN
1. WITWASMIDDELEN  (voor witte en lichtgekleurde was)
2. BONTWASMIDDELEN (voor gekleurde was)
3. TOTAALWASMIDDELEN (voor elke was)
4. FIJNWASMIDDELEN (voor wol en andere fijne stoffen en HANDWAS)

Slide 10 - Diapositive

WASMIDDEL
LOSSEN VET OP, het meeste vuil is vettig

bleekmiddel in wasmiddel maken ziekteverwekkers dood

Slide 11 - Diapositive

ETIKETTEN
van welke stof is het gemaakt
hoe moet je de kleding wassen (onderhouden)
of beide op 1 etiket

Slide 12 - Diapositive

 WASMIDDELverpakking
hierop staan WASAANWIJZINGEN

- bij welke tempratuur wassen
- hoeveel wasmiddel heb je nodig
- of het in de wasmachine mag

Slide 13 - Diapositive

WASSYMBOLEN

Slide 14 - Diapositive

Welke taken horen bij
het doen van de was?

Slide 15 - Carte mentale

10

Slide 16 - Vidéo

01:54
Mag je alles in de wasmachine wassen?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

02:55
Waarom keer je kleding met
opdruk of versiering binnenste
buiten voor het wassen?

Slide 18 - Question ouverte

03:16
Welke informatie vind je op de etiketten in je kleding?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Hoe je het moet opvouwen
B
Hoe je het moet wassen
C
Van welke stof het gemaakt is
D
Hoe je het moet drogen

Slide 19 - Quiz

02:55
Wat moet je met ritsen in de kleding doen?
A
Openlaten
B
Dichtmaken

Slide 20 - Quiz

02:55
Waarom moet je de zakken controleren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
Er kan nog iets inzitten wat niet nat mag worden
B
Er kan een gat in zitten
C
Er kan nog geld in zitten
D
Dat hoeft niet

Slide 21 - Quiz

01:54
Welke was mag bij de fijne was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz

01:54
Waarom was je donkere en zwarte was ook apart?

Slide 23 - Question ouverte

01:54
Welke was mag bij de bonte was?
meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 24 - Quiz

01:54
Welke was mag bij de witte was?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
B
C
D

Slide 25 - Quiz

01:54
Waar let je op als je de was gaat sorteren?
Meerdere antwoorden zijn goed.
A
De soort stof
B
De kleur
C
Het waslabel
D
Het patroon op de stof

Slide 26 - Quiz

7

Slide 27 - Vidéo

01:04
Mag dit kledingsuk
gewassen worden?
A
Ja
B
Nee

Slide 28 - Quiz

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Wassen op 30° met normaal programma
B
Wassen op 30° met anti kreuk programma
C
Wassen op 30° met een speciaal programma
D
Wassen op 30° met de hand

Slide 29 - Quiz

01:04
Hoe moet dit kledindstuk
gewassen worden?

Slide 30 - Question ouverte

01:27
Wat betekent dit symbool?
A
Niet drogen
B
Drogen op lage temeratuur
C
Drogen op normale temperatuur
D
Liggend laten drogen

Slide 31 - Quiz

01:41
Zet de symbolen op de juiste plek.
Heet strijken
Warm strijken 
Lauw strijken

Slide 32 - Question de remorquage

01:27
Welk symbool geeft aan hoe je moet drogen?
A
B
C
D

Slide 33 - Quiz

01:04
Wat betekent dit
wassymbool?
A
Op 30° wassen in de machine
B
Met de hand wassen
C
Op 60° wassen in de machine
D
Op een antikreukprogramma wassen in de machine

Slide 34 - Quiz

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 35 - Question ouverte

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 36 - Question ouverte

Wat betekent dit
waslabel?
Vertel wat alle 5 icoontjes
betekenen.

Slide 37 - Question ouverte

klaar?
maak de volgende opdrachten:
blz. 54 t/m 75

Slide 38 - Diapositive

Noem 2 dingen die je hebt geleerd deze les.

Slide 39 - Question ouverte