January 21

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

English Lesson January 21

Lesson goals

I know words about buildings

I know what the present continuous is and how to make it

Check homework

Check homework  3.4: 2,3 + postcard

Questions about your homework?

Quizlet

Quizlet 2.2. and 2.3

Present continuous

- Gebruik je als iets nu aan de gang is

- Gebruik je als iemand nu iets aan het doen is

I	am ('m)	hele ww + ing	playing
He/She/It	is ('s)	hele ww + ing	talking
We/You/They	are ('re)	hele ww+ ing	listening

Ik ben aan het spelen

Hij is aan het praten

Wij zijn aan het luisteren

Present continuous

Vraagzinnen

Am	I	hele ww + ing	playing
Is	he/she/it	hele ww + ing	talking
Are	we/they/you	hele ww+ ing	listening

Ben ik aan het spelen?

Is hij aan het praten?

Zijn wij aan het luisteren?

Present continuous

Ontkennende zinnen

I	am not ('m not)	hele ww + ing	playing
He/she/it	is not (isn't)	hele ww + ing	talking
We/they/you	are not (aren't)	hele ww+ ing	listening

Ik ben niet aan het spelen.

Hij is niet aan het praten.

Wij zijn niet aan het luisteren.

Soms verandert de spelling

  

1. woorden die eindigen op -e, dan valt de -e weg.

bake - baking = I am baking a pie

2. woorden die eindigen op - ie, de ie verandert in -y

lie - lying = I am lying on the couch

3. als het woord eindigt op 1 L - verdubbelt de L.

travel - travelling = He is travelling by car.

4. korte woorden die op 1 medeklinker eindigen - verdubbel de medeklinker

swim - swimming = I am swimming in the pool right now.

5. woorden die eindige op 1 klinker + medeklinker, en de klemtoon ligt op de laatste lettergreep, verdubbel de medeklinker.

visit - visiting (klemtoon op 1e lettergreep)

begin - beginning (klemtoon op laatste lettergreep).

My son ___
(talk) on the phone right now.

1. talking
2. am talking
3. is talking
4. are talking

______ (you / sleep)?

1. Are you sleeping
2. is you sleeping
3. you sleeping
4. am you sleeping

Jason _____
(do) his homework at the moment.

1. am doing
2. is doing
3. doing
4. is do

My kids ____
(play) in the garden now.

1. is playing
2. playing
3. are playing
4. am playing

My wife ____
(not cook) today.

1. are not cooking
2. am not cooking
3. is not cooking
4. isn't cooking

My children ______
(not listen) to the radio now

1. is not listening
2. are not listening
3. not listening
4. aren't listening

I can make the present continuous

😒🙁😐🙂😃

Things to do

Homework Monday:

Do 4 +5 + 6 + 8 Lesson 3.4

Please work online!

Testweek: SO Unit 3.2+3.3

study 127 +128+129 +130 (alleen bovenste stukje)