Hoofdstuk 1 - Een schone en veilige omgeving

Programma
Thuis:
Opdracht 14 --> Gevaarlijke stoffen (thuis)
Opdracht 15 --> Weggooien
Opdracht 16 --> Afval
Opdracht 17 --> Terugkijken 
Opdracht 18 --> Begrippenlijst

Op school:
praktijkopdracht 14 --> Gevaarlijke stoffen (op school)
praktijkopdracht --> Afval scheiden
praktijkopdracht --> Schoonmaken in de klas

    
1 / 10
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 10 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Programma
Thuis:
Opdracht 14 --> Gevaarlijke stoffen (thuis)
Opdracht 15 --> Weggooien
Opdracht 16 --> Afval
Opdracht 17 --> Terugkijken 
Opdracht 18 --> Begrippenlijst

Op school:
praktijkopdracht 14 --> Gevaarlijke stoffen (op school)
praktijkopdracht --> Afval scheiden
praktijkopdracht --> Schoonmaken in de klas

    

Slide 1 - Diapositive

Schoon en veilig
Op je werk zorg je ervoor dat het schoon en veilig is. Een schone en veilige omgeving betekent dat mensen geen gevaar lopen. De ruimtes moeten hygiënisch schoon zijn. Dus: geen vuil en geen schadelijke stoffen.  
Een ander woord voor schoonmaken is reinigen.


Na een goede schoonmaak is er geen vuil meer. 
Het interieur, de vloeren en het sanitair hebben dus geen:
- Stof
- Vlekken
- Rommel en spullen die in de weg staan
- Schadelijke bacteriën
- Schimmels
- Ongedierte.

Slide 2 - Diapositive

Schoon en veilig
Klanten en collega’s vinden het fijn dat:
  • Het toilet schoon is, het toiletpapier aangevuld is, dat er zeep is en er handdoekjes zijn
  • Stoelen leeg zijn en de tafels zonder koffievlekken of andere rommel zijn
  • De ingang niet vol ligt met peuken en dat de asbakken schoon zijn
  • Je door schone ramen naar buiten kunt kijken
  • Eten en drinken in een schone omgeving ligt
  • De vloer schoon is.


Maak je schoon en zijn er klanten in de buurt? Let er dan op dat:
  • Jij ze niet in de weg loopt
  • Ze niet uitglijden over een natte vloer die je net gedweild hebt
  • Ze niet struikelen over het snoer van de stofzuiger of opgestapelde spullen
  • Je ze probeert te helpen als ze vragen hebben.


Slide 3 - Diapositive

Soorten vuil
Waar mensen bezig zijn, wordt het vies. Je moet daarom regelmatig schoonmaken. Schoonmaken doe je op verschillende manieren en met verschillende middelen.



Je kijkt daarom wat voor vuil het is:
  1. Zichtbaar of onzichtbaar vuil.
  2. Het is los vuil of vastzittend aangekleefd vuil.
  3. Het is levend vuil of niet-levend vuil 

Slide 4 - Diapositive

Schoonmaakmiddelen
Schoonmaakmiddelen
Voor iedere door schoonmaak gebruik je een apart schoonmaakmiddel. Antibacteriële schoonmaakmiddelen gebruik je om te voorkomen dat schadelijke bacteriën en schimmels groeien.

  • Allesreiniger
  • Groene zeep
  • Schuurmiddel
  • Afwasmiddel
  • Wasmiddel
  • Soda
  • Antikalk
  • Chloor
  • Alcohol
  • Schoonmaakazijn
  • Ammoniak
  • Spiritus
  • Vloerreiniger 

Slide 5 - Diapositive

Dosering

Gebruik de juiste dosering: precies genoeg van een schoonmaakmiddel.

Schoonmaakmiddelen zijn vaak niet goed voor het milieu en kosten geld, gebruik dus niet te veel. 

Op de verpakking of het etiket staat vaak hoeveel je per keer moet gebruiken.








Slide 6 - Diapositive

Veiligheid
Er zijn schoonmaakmiddelen waar gevaarlijk en ongezonde stoffen in zitten. Deze stoffen mag je niet op je huid, in je mond of ogen krijgen. Je mag ze ook niet met elkaar mengen. En kinderen moeten niet in aanraking komen met deze stoffen.




Werk je met schoonmaakmiddelen? Let dan op:
  • Houd snoeren en stekkers gescheiden van water. 
  • Zorg voor voldoende ventilatie. 
  • Meng schoonmaakmiddelen nooit!
  • Bekijk het etiket en het symbool goed.
  • Als je ziet dat een schoonmaakmiddel een gevaarsymbool heeft, ga je er altijd voorzichtig mee om.
  • Zet flessen schoonmaakmiddelen buiten bereik van kinderen. Dit kan hoog zijn, of in kastjes die op slot kunnen.
  • De doppen hebben vaak een extra beveiliging zodat kinderen de fles niet open krijgen. De dop draai je altijd helemaal dicht.

Slide 7 - Diapositive

Gevaarsymbolen

Slide 8 - Diapositive

Afval
Bij het schoonmaken en opruimen kom je afval tegen. Afval gooi je weg in de juiste afvalbak. Dan kan al het materiaal gerecycled worden. 

Op de meeste werkplekken wordt papier/karton, plastic, glas en restafval gescheiden.



Slide 9 - Diapositive

Schoonmaakmaterialen en –middelen veilig weggooien
In de verpakkingen van schoonmaakmiddelen zitten resten schoonmaakmiddel. 

Je kunt ze niet zomaar weggooien. Let op:
  • Gooi de verpakking pas weg als die helemaal leeg is.
  • Zit er nog een restje in de verpakking? Kijk dan op het etiket of je het bij het gewone afval mag doen of bij het klein chemisch afval.
  • Gooi een sopje altijd door de afvoer weg. 
  • Gooi wegwerpdoekjes, maandverband en keukenpapier nooit in het toilet. 

Slide 10 - Diapositive