Bs 4 Bloedvaten

Bloedvaten
1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Bloedvaten

Slide 1 - Diapositive

Aan het eind van de les
  • Kun je 3 soorten bloedvaten noemen
  • Kun je de functies van deze bloedvaten noemen

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

kransslagader - aanvoer zuurstof en voedingsstoffen

kransader-afvoer van CO2 en afvalstoffen

Slide 4 - Diapositive

3 soorten bloedvaten
  • slagaders
  • aders
  • haarvaten

Slide 5 - Diapositive

dunste wand
dikste wand

Slide 6 - Diapositive

0

Slide 7 - Vidéo

Slagaders
  • dikke ,elastische wand
  • bloed stroomt van het hart weg
  • bloeddruk te meten
  • liggen diep in het lichaam
  • meestal zuurstofrijk bloed  (behalve longslagader!)

Slide 8 - Diapositive

aders
  • bloed stroomt van organen naar het hart toe
  • bloeddruk laag
  • geen hartslag te voelen
  • op veel plaatsen kleppen
  • meestal zuurstofarm  (behalve longader!)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

0

Slide 11 - Vidéo

Haarvaten
  • dunste wand
  • vochtwisseling (zuurstof, voedingsstoffen en CO2,afvalstoffen)
  • zitten overal in ons lichaam

Slide 12 - Diapositive

slagader
ader

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Sleep de onderdelen naar het hart!
Rechterboezem
Rechterkamer
Linker
boezem
Linkerkamer

Slide 17 - Question de remorquage


Een bloedvat is
1 cel dik.
Wat is NIET waar?
A
hierdoor kan vocht met zuurstof
B
hierdoor kan vocht met koolstofdioxide
C
hierdoor kunnen voedingsstoffen
D
hierdoor kan een stukje spaghetti

Slide 18 - Quiz

welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 19 - Quiz

Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
'Dunne' wand, weinig gespierd
Vervoert bloed 
van hart af
Heeft kleppen
Hier is gaswisseling

Slide 20 - Question de remorquage

Door welke bloedvaten stroomt het bloed vanuit je lichaam terug naar het hart?
A
Aders
B
Haarvaten
C
Slagaders
D
de aorta

Slide 21 - Quiz

Wat is waar?

1. Slagaders: bloed van hart af
2. Aders: dun en weinig elastische wand
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 22 - Quiz


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 23 - Quiz

Welke bloedvaten zijn op de foto zichtbaar?
A
slagaders
B
haarvaten
C
aders
D
de aorta

Slide 24 - Quiz


Je kunt je hartslag meten bij je pols.
Dit is een voorbeeld van een
A
aorta
B
slagader
C
ader
D
haarvat

Slide 25 - Quiz

In welke bloedvaten worden stoffen in het bloed opgenomen en aan organen afgegeven?
A
aders
B
haarvaten
C
slagaders
D
de holle aders

Slide 26 - Quiz

Wat is waar?

1. Slagaders: wand dik, bloeddruk hoog
2. Aders: kleppen in armen en benen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 27 - Quiz

Tekst
Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
Dunne wand, weinig gespierd
Vervoert bloed van hart af
Heeft kleppen
Hier is gaswisseling

Slide 28 - Question de remorquage

Wat weten we al? Tweetallen
  • Welke 3 bloedvaten kennen we?
  • Welke heeft de dikste wand?
  • Welke heeft de dunste wand?
  • Wat gaat door de wand van de haarvaten heen?
timer
1:00

Slide 29 - Diapositive

Slagaders
Haarvaten
Aders
Gespierde wand
1 cellaag dik
'Dunne' wand, weinig gespierd
Vervoert bloed 
van hart af
Heeft kleppen

Slide 30 - Question de remorquage

Slagaders
Aders
Naar het hart toe
Van het hart af
Dikke gespierde wand
Dunne slappe wand
Kleppen over de gehele lengte
Kleppen alleen bij het hart
Bloed stroomt snel
Bloed stroomt langzaam

Slide 31 - Question de remorquage

Wat is waar?
1. Aders: bloeddruk laag
2. Slagaders: dik, stevige, elastische wand
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 32 - Quiz

Wat is waar?
1. Aders: bloed stroomt weg van de organen
2. Slagaders: liggen meestal diep in het lichaam
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 33 - Quiz

Wat is waar?
1 Bij een aderlijke bloeding stroomt meer bloed weg dan bij
een slagaderlijke bloeding
2 Bloeddruk wordt veroorzaakt doordat het hart bloed
wegpompt
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1: waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 34 - Quiz


Wat zie je in de onderste afbeelding
A
slagaders
B
hartkleppen
C
goed werkende aderkleppen
D
slecht werkende aderkleppen

Slide 35 - Quiz

Waarheen stroomt het bloed door een slagader?

Slide 36 - Question ouverte

Hoe dik is een haarvat?

Slide 37 - Question ouverte

Wat is de functie van de aderkleppen?

Slide 38 - Question ouverte

Slide 39 - Lien