B&L periode 9 les 3 leertheorieën 9.1 -9.4

B&L leerjaar 3
  • Vorige week: Observeren en uitleg stap 2 LWP
  • Deze week:  leertheorieën 
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
sportMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

B&L leerjaar 3
  • Vorige week: Observeren en uitleg stap 2 LWP
  • Deze week:  leertheorieën 

Slide 1 - Diapositive

Wat was ook alweer de inhoud van stap 1 + 2 van de LWP

Slide 2 - Question ouverte

Vragen LWP stap 1 + 2?

Slide 3 - Carte mentale

Leerdoelen vandaag
  • Je weet wat leren is en welke vormen van leren er zijn.
  • Je weet wat sociaal-affectief en cognitief leren is.
  • Je weet wat motorisch leren is en wat er gebeurt tijdens het motorisch leerproces.
  • Je weet wat cognitieve handelingen van een deelnemer kunnen zijn tijdens het motorisch leerproces.

Slide 4 - Diapositive

Leren
Er kunnen 2 processen tot leereffect leiden:

  1. Rijping: min of meer autonome ontwikkeling van het menselijk lichaam
  2. Leren: proces waarbij onder invloed van oefening of het opdoen van ervaring een relatief permanente verandering ontstaat

Slide 5 - Diapositive

Rijping
  • Ontwikkeling menselijk lichaam > zenuwstelsel, botten en spieren
  • Voeding en milieu zijn van invloed op proces. 

Slide 6 - Diapositive

Leren
  • Leereffect wanneer er sprake is van een transfer. 
  • Hierbij moet je het geleerde ook in andere omstandigheden toepassen.

Slide 7 - Diapositive

Samenhang rijping en leren
  • Als een kind een bepaalde rijpingsgraad nog niet bereikt heeft, heeft oefenen geen enkele zin.
  • Leren is het meest effectief in de zogenaamde gevoelige periode.
  • Het tempo van rijping is voor iedereen min of meer verschillend.


Slide 8 - Diapositive

Vormen van leren
Vaardigheden
Mate van bewustheid van leren
Sociaal-affectief
Intentioneel (opzettelijk)
Cognitief
Incidenteel (toevallig)
Motorisch

Slide 9 - Diapositive

Motorisch leren

Slide 10 - Diapositive

Instructievormen
  • Visuele instructie
  • Auditieve instructie
  • Tactiele/manuele instructie
  • Mentale instructie

Slide 11 - Diapositive

Visuele instructie
  • Goed voorbeeld
  • Fout voorbeeld
  • Foto
  • Film
  • Markeringspunt

Slide 12 - Diapositive

Auditieve instructie
  • Uitleg, praatje
  • ‘doe alsof’-opdrachten
  • Ritmische begeleiding
  • Gedragsgecentreerde instructie

  • Doelgecentreerde instructie
Is op het lichaam gericht. Vb: kijk recht vooruit.
Gaat over richting, baan en plaats. Vb: kijk naar de stip op de muur.

Slide 13 - Diapositive

Tactiele/manuele instructie
  • Aanvoelen van de beweging
  • Tikje of zetje
  • Inzet van een beweging

Slide 14 - Diapositive

Mentale instructie
  • Mental rehearsel 
  • zelfinstructie


Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Combineren instructievormen
Een voorbeeld
  1. Demonstreer de vaardigheid (visuele instructie)
  2. Laat de spelers de techniek uitproberen
  3. Demonstreer de vaardigheid met de aandacht op één onderdeel gericht (visueel en auditief)
  4. Laat de spelers oefenen en geef daarbij feedback gericht op het aandachtspunt (auditief)

Slide 17 - Diapositive

Sporter binnen het motorisch leerproces
MHV-patroon
Aanpakgedrag
Motivatie
Foutenanalyserende aanpak
Houding
Momentaanpak
Verwachting

Slide 18 - Diapositive

Sporter binnen het motorisch leerproces
Positief beïnvloeden MHV patroon
  • complimenten geven
  • variatie aanbrengen in de oefenstof
  • beeldmateriaal laten zien van goede prestaties
  • zorgen voor gunstige voorwaarden/omstandigheden (goede accommodatie, sfeer etc.)

Slide 19 - Diapositive

Aanpakgedrag
Instructie
Aanpakgedrag
Didactische werkvorm
gedragsgecentreerde instructie
Foutenanalyserende aanpak
Dialogisch bewegingsonderwijs
doelgecentreerde instructie
Momentaanpak

Slide 20 - Diapositive

Foutenanalyserende aanpak
  • Deelnemer richt zich vooral op eigen motorisch gedrag.
  • Opmerken, vaststellen van de fout
  • Analyseren van de fout
  • Trekken van conclusie voor de volgende poging

Slide 21 - Diapositive

Momentaanpak
  • Alleen gericht op het resultaat: het lukt wel OF niet.
  • Gaat meer om ‘trial and error’.
  • Binnen de momentaanpak zijn drie reacties mogelijk:
  • Deelnemer ontdekt de fout in zijn beweging niet.
  • Deelnemer merkt de fout wel op, maar analyseert deze niet.
  • Deelnemer komt wel tot een foutenvaststelling en foutenanalyse, maar trekt geen conclusie voor volgende poging.

Slide 22 - Diapositive

Dialogisch bewegingsonderwijs
  • In gesprek gaan met deelnemer over leerresultaat: vragenderwijs lesgeven.
  • Effect: deelnemer meer foutenanalyserend te werk gaat en daardoor tot betere leerresultaten komt.

Slide 23 - Diapositive

Welke instructievormen kun je onderscheiden tijdens het motorisch leerproces?

Slide 24 - Question ouverte

Geef 3 voorbeelden van visuele instructie.

Slide 25 - Question ouverte

Geef 3 voorbeelden van auditieve instructie.

Slide 26 - Question ouverte

Leg het verschil uit tussen gedraggecentreerde en doelgecentreerde instructie.

Slide 27 - Question ouverte

Wat is rijping?
A
Rijping is een proces wat onafhankelijk is van invloeden van buitenaf.
B
Proces waarbij onder invloed van oefening of het opdoen van ervaring een relatief permanente verandering ontstaat.
C
Rijping is het effect van oefenen en ervaringen opdoen.
D
Min of meer autonome ontwikkeling van het menselijk lichaam.

Slide 28 - Quiz

We spreken van een leereffect als er sprake is van transfer. Wat wordt hiermee bedoeld?
A
Het begrip transfer verwijst naar de mogelijkheid om de geleerde vaardigheid ook in andere omstandigheden toe te kunnen passen.
B
Het begrip transfer verwijst naar de mogelijkheid om de geleerde vaardigheid alleen in één situatie toe te kunnen passen.
C
Het begrip transfer verwijst er naar dat je de vaardigheid na een tijdje niet meer uit kan voeren.
D
Het begrip transfer verwijst er naar dat je de geleerde vaardigheid 5 van de 10 keer uit kan voeren.

Slide 29 - Quiz

Welke uitspraak is juist? Bij intentioneel leren:
A
komen leerresultaten toevallig tot stand.
B
dient altijd een sportbegeleider aanwezig te zijn die het leerproces aanstuurt.
C
is er sprake van opzettelijk leren.

Slide 30 - Quiz

Welk van onderstaande vaardigheden is een cognitieve vaardigheid?
A
Om kunnen gaan met positieve en negatieve kritiek.
B
Luisteren.
C
Het analyseren van de techniek van de zweefrol.
D
Samenwerken

Slide 31 - Quiz

Het met een witte streep aangeven waar je de leerlingen hun handen neer moeten zetten op de kast met overspreiden over de kast is een voorbeeld van:
A
Tactiele instructie
B
Auditieve instructie
C
Visuele instructie
D
Mentale instructie

Slide 32 - Quiz

Als we naar de persoon binnen het motorisch leerproces kijken, is ook het MHV-patroon van belang voor het resultaat. Wat staat MHV voor?

Slide 33 - Question ouverte

In het model van Pijning worden twee leerstrategieën onderscheiden, namelijk:

Slide 34 - Question ouverte

Leerdoelen behaald?
  • Je weet wat leren is en welke vormen van leren er zijn.
  • Je weet wat sociaal-affectief en cognitief leren is.
  • Je weet wat motorisch leren is en wat er gebeurt tijdens het motorisch leerproces.
  • Je weet wat cognitieve handelingen van een deelnemer kunnen zijn tijdens het motorisch leerproces.

Slide 35 - Diapositive

Volgende keer / to do
Volgende keer
  • Leertheorieën 9.5 - 9.8
To do
  • Verwerkingsopdracht
  • Studeren leereenheid 9.1 - 9.4
  • Stap 1 + 2 LWP

Vrijdag 6 oktober: deadline Stap 1 + 2 LWP

Slide 36 - Diapositive