H5.4 - Globalisering

Economie - Hfst. 5.4 Globalisering 
1 / 11
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Economie - Hfst. 5.4 Globalisering 

Slide 1 - Diapositive

Vandaag
  • Opening
  • Nakijken
  • Globalisering
  • Aan de slag!
  • Afsluiting

  • Aan het eind van de les weet je wat globalisering is. 

Slide 2 - Diapositive

Nakijken
Opdracht 21
a. 13% van €270 = € 35,10.
     € 270 + € 35,10 = € 305,10 (prijs met invoerrechten)
     Tata Steel Nederland is met een prijs van € 340 te duur, dus           de invoerrechten zijn te laag om te kunnen concurreren.
b. Bij een lagere groei van de Chinese economie is er minder             vraag naar staal

Slide 3 - Diapositive

Nakijken
Opdracht 22
3 -> 2 -> 1.

Opdracht 23
Ondanks de invoerrechten blijft het Chinese staal te goedkoop. Door een verbod is er geen aanbod van Chinees Staal meer. Kopers moeten dan wel staal van Tata Steel kopen.

Slide 4 - Diapositive

Nakijken
Opdracht 24
De Chinese overheid kan ook invoerrechten gaan heffen op producten die Nederlandse bedrijven exporteren naar China. Hierdoor worden Nederlandse producten in China duurder, waardoor hun afzet en omzet kan afnemen.

Opdracht 25 - Situatie 3 

Slide 5 - Diapositive

Nakijken
Opdracht 26
Vrijhandel -> producenten concurreren met elkaar -> lagere prijzen -> de consument kan meer goederen en diensten kopen -> de welvaart van de consument neemt toe.

Opdracht 27
meer – daalde – verslechterde – minder.

Slide 6 - Diapositive

Nakijken
Opdracht 28
a overschakelen op de productie van voedsel waar veel vraag          naar is
b innovaties
c meer groen aanleggen en de omgeving van het platteland             verzorgen.


Opdracht 27
meer – daalde – verslechterde – minder.

Slide 7 - Diapositive

Nakijken
Opdracht 29
1 Bijvoorbeeld, Nederlandse bedrijven krijgen een eerlijke prijs voor hun producten en kunnen beter concurreren.
2 Bijvoorbeeld, Nederlandse bedrijven moeten concurreren met goedkopere producten uit het buitenland. Nederlandse bedrijven produceren te duur. Werknemers worden dan ontslagen. 



Slide 8 - Diapositive

Globalisering
- Toenemende vrije wereldhandel

- Internationale arbeidsverdeling

Slide 9 - Diapositive

Aan de slag!
  • Maak opdracht 30 t/m 34
  • Vragen? Stel ze!
  • Je mag fluisterend overleggen. Wel over het werk en alleen als de Z niet op het bord staat.  

Slide 10 - Diapositive

Ik weet wat globalisering is
😒🙁😐🙂😃

Slide 11 - Sondage