Nederlands htv 1e jaars les 3

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

Programma

1. als en dan

2. presenteren p. .170-178

Wanneer gebruik je dan?

Je vergelijkt twee dingen door het verschil te beschrijven, je gebruikt dan de vergrotende trap of bijvoorbeeld  het woord 'anders' om het verschil te beschrijven. A is groter (mooier, kleiner, witter, harder, enthousiaster, beter, anders) dan B:

voorbeelden

Nika zingt mooier dan Bram

Kamal is groter dan Dewy

Maaike is blonder dan Sophie

Renate is anders dan Jaëla

Emine is sterker dan Laura.

Wanneer gebruik je "als"?

Je vergelijkt twee dingen en je wilt de gelijkheid tussen de twee beschrijven. Je gebruikt dan vaak: 'even', 'zelfde' of 'zo'. 

A is even groot (mooi, klein, wit, hard, enthousiast, goed) als B:

voorbeelden

Serena zingt even mooi als Mirthe

Sarah heeft hetzelfde jasje als Rik

Jonathan is net zo slim als Raoul

Johan staat op dezelfde hoogte als Elise

dus:

gelijkheid = als

verschil dmv vergrotende trap = dan

even oefenen met quizje: lessonUp-app

Zij is echt veel slimmer dan / als ik.

1. dan
2. als

als of dan?

Ik vind voetbal net zo leuk als/dan basketbal.

1. dan
2. als

Mevrouw Pluim heeft meer geduld dan / als mevrouw Peters.

1. dan
2. als

Ik ben even groot ……. mijn zoon, maar kleiner …… mijn dochter.

1. dan, dan
2. als, dan
3. dan, als

Ik vind voetbal net zo leuk als/dan basketbal.

1. dan
2. als

Frans verdient evenveel ….. zij

1. als
2. dan

Ik ben veel beter in wiskunde .... hij!

1. als
2. dan

Ik ben dapperder .............. mijn moeder.

1. als
2. dan

Spreken en presenteren

1. actieve spreekhouding
2. oogcontact
3. stemgebruik dat wil zeggen:

• volume
• articulatie
• spreektempo
• intonatie

de interactieve rookpaal (p. 176 opdr. 5)

1. stemgebruik?

2. benadrukken van belangrijke informatie?

3. non-verbale communicatie?

4. verbetertip

minipresentatie

p. 174: je favoriete muzieksoort

huiswerk

studiemeter: stijlkwesties: zij, hun, hen