Les 1 over Examen Spreken 2F

Welkom bij Nederlands
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom bij Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van de les ...

- kun je de zes criteria noemen waarop het examen Spreken wordt beoordeeld. 
- heb je een onderwerp bedacht voor jouw oefenexamen Spreken.

Slide 2 - Diapositive

Examen Spreken
  • Dinsdag 24 januari 2023 (week 10 van periode 2).
  • De presentatie over jouw BPV duurt 7 tot 8 minuten.
  • In de BPV-gids staat het doel van je presentatie en aan welke eisen de inhoud moet voldoen.
  • Tip: gebruik een PowerPoint of Prezi (maar houd de hoeveelheid dia’s en tekst per dia beperkt).
  • Groepen van 4 (of 3) studenten.
  • Jouw SLB’er en een docent Nederlands zijn fysiek aanwezig.
  • Praktijkbegeleiders kijken online mee.
  • Na jouw presentatie beantwoord je één of meerdere vragen.
  • Een presentatie mag niet worden opgelezen. Het examen wordt dan niet beoordeeld. Wel mogen steekwoorden worden gebruikt. 


Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen examen
  • Nadenken over en terugkijken op eigen leerproces.
  • Social Skills: wat vertel je wel en niet (inhoud), hoe verwoord je het (formulering) en hoe breng je het over (vorm)?
  • Je leert van de ervaringen van anderen. Welke ervaringen spreken jou aan, hoe zou de ervaring in jouw situatie zijn geweest en wat neem je mee voor de volgende keer?
  • Je ‘hoort’ en ‘ziet’ medestudent vragen stellen, spreken en presenteren.
  • Naast presenteren leer je dus ook luisteren, analyseren en reflecteren.

Slide 4 - Diapositive

6 beoordelingscriteria
De presentatie wordt beoordeeld op de volgende onderdelen:

  • Inhoud 
  • Samenhang 
  • Afstemming op doel en publiek 
  • Woordgebruik en woordenschat 
  • Vloeiendheid en verstaanbaarheid 
  • Grammaticale vaardigheid 

Slide 5 - Diapositive

Inhoud
1. Zorg dat je je aan de opdracht houdt.
Alle punten die in de opdracht staan, moeten in de presentatie worden opgenomen.
Als er om vier voorbeelden wordt gevraagd, geef er dan ook vier.
2. Houd je aan het aantal minuten (7-8 minuten).

Slide 6 - Diapositive

Hoe zorg je voor samenhang in je presentatie?

Slide 7 - Question ouverte

Samenhang
In een samenhangende presentatie:
1. zijn inleiding, kern en slot duidelijk te herkennen.
2. wordt de structuur duidelijk gemaakt en gevolgd.
3. worden signaalwoorden gebruikt om verbanden aan te geven. ten eerste / mijn eerste argument is en ten tweede / mijn tweede argument is

Slide 8 - Diapositive

Kun je voorbeelden geven van signaalwoorden? Welk verband geven deze woorden aan?

Slide 9 - Question ouverte

Verbanden en signaalwoorden
Tijd: eerst, daarna, nadat, tijdens, vroeger, later, nu​
Opsomming: en, ook, verder, ten eerste, ten tweede, een andere reden, daarnaast, bovendien​
Tegenstelling: maar, toch, hoewel, desondanks, aan de ene kant, aan de andere kant​
Vergelijking: net zoals, hetzelfde als, lijkt op, is vergelijkbaar met​
Toelichting: bijvoorbeeld, zoals, zo, onder andere, je moet daarbij denken aan​
Oorzaak, gevolg: doordat, daardoor, waardoor, als gevolg van​
Doel, middel: om te, daarmee, door middel van​
Reden, verklaring, argument: omdat, want, namelijk, daarom, om die reden, immers, aangezien​
Voorwaarde: als, indien, tenzij, mits​
Samenvatting: kortom, samengevat, al met al, zoals gezegd​
Conclusie: dus, concluderend, hieruit volgt, uit dit alles blijkt 

Slide 10 - Diapositive

Wat vertel je in de inleiding van jouw presentatie?

Slide 11 - Question ouverte

Inleiding
1. Introduceer het onderwerp, maak de lezer nieuwsgierig
Openingszin – stelling of vraag.
Anekdote – iets bijzonders/grappigs dat je hebt meegemaakt.
2. Stel jezelf voor.
Wie ben je? Waarom ga je iets vertellen?
3. Maak de opbouw duidelijk.
Wat ga je vertellen en in welke volgorde? (eerst, vervolgens, dan, daarna, tot slot)



Slide 12 - Diapositive

Waar let je op in de kern van jouw presentatie?

Slide 13 - Question ouverte

Kern
  • Bespreek een voor een de verschillende onderwerpen.
  • Doe dit in een logische volgorde.
  • Geef voldoende voorbeelden. Dit maakt je verhaal concreet!
  • Neem eventueel iets mee wat te maken heeft met jouw onderwerp.
  • Geef de structuur aan: deze nieuwste laptop biedt niet alleen voordelen, maar ook een nadeel. of: tot nu toe heb ik verteld over ... Nu ga ik in op ...

Slide 14 - Diapositive

Wat vertel je in het slot van jouw presentatie?

Slide 15 - Question ouverte

Slot
1. Geef een samenvatting of een conclusie.
Gebruik ook hier signaalwoorden. Bijv. samenvattend, kortom, dus of concluderend.
2. Geef een ‘uitsmijter’: een leuke of opvallende laatste opmerking.
Kom terug op iets uit de inleiding.
Sluit af met een leuke uitspraak, tip of toekomstverwachting.


Slide 16 - Diapositive

Afstemming op doel en publiek
Doel
Geef spreekdoel duidelijk vorm (instruerend, informatief, overtuigend), zodat het voor de luisteraar herkenbaar is.
Publiek
Je kiest de juiste taalvariant (in formele en informele situaties).
Boeit de luisteraar door middel van concrete voorbeelden en ervaringen.
Je kunt vragen beantwoorden.


Slide 17 - Diapositive

Woordgebruik en woordenschat
  • Je beschikt over een voldoende woordenschat, waarbij het gebruik van omschrijvingen is toegestaan.
  • Je varieert in formulering om herhaling te voorkomen.
  • Je bent over het algemeen zeker over je woordkeuze.

Slide 18 - Diapositive

Vloeiendheid en verstaanbaarheid
  • De uitspraak is duidelijk verstaanbaar.
  • Je houding, intonatie en mimiek ondersteunen het gesprokene.
  • Hervat na aarzelingen en herstelt fouten in zinsbouw.
  • Is goed te volgen en kan zich gemakkelijk uitdrukken. 

Slide 19 - Diapositive

Grammaticale beheersing
De grammatica voldoet aan het gevraagde niveau (2F).

Slide 20 - Diapositive

Oefenexamen (cijfer P2)
  • Bedenk zelf of kies (uit de lijst die je van de docent krijgt) een stelling voor jouw presentatie.
  • Introduceer je onderwerp. 
  • Maak duidelijk of je voor of tegen de stelling bent. 
  • Geef minimaal drie argumenten om jouw mening te onderbouwen.
  • Wat zou een andere mening kunnen zijn? Geef daarvoor één argument.
  • Weerleg dit laatste argument. Waarom ben jij het hier niet mee eens? 
  • Sluit je presentatie af met een conclusie. 

Slide 21 - Diapositive

Wat zijn de zes criteria waarop het examen Spreken wordt beoordeeld?

Slide 22 - Question ouverte

Wat vond je van je werkhouding in deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Sondage