B1c20+22 september 2022

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

1. Jas buiten het lokaal
2. Telefoon in je tas
    
3. Ga rustig zitten
                   op je eigen plaats
   
   
4. Pak je spullen:
   
5. agenda, pen, chromebook, boeken, schrift
6. Tas op de grond naast je tafel
   

mardi 20 septembre

• les devoirs
• nieuwe stof
• gemaakte oefenSO
  
  
• mais d'abord ....

dinsdag 27 september

Leren:

Apprendre 5 (p.37,38)

(af)Maken :

(volgt)

donderdag 22 september

Doornemen en snappen:

Apprendre 5 (p.37,38)

(af)Maken :

16A t/m 16F

Leren:  Apprendre 4        

(af)Maken:  ex. 14,15

Nieuwe stof

Je gaat zelfstandig aan de slag 

Je leest goed wat je moet doen

Je leest goed wat er uitgelegd wordt

Je probeert de uitleg te begrijpen

Je maakt de oefeningen 16A t/m 16F

Mijn vraag

Mijn vragen

1. Jas buiten het lokaal
2. Telefoon in je tas
    
3. Ga rustig zitten
                   op je eigen plaats
   
   
4. Pak je spullen:
   
5. agenda, pen, chromebook, boeken, schrift
6. Tas op de grond naast je tafel
   

jeudi 21 septembre

Aan het einde van deze les weet je (bijna) alles van de Franse lidwoorden

• Les devoirs
  (bestuderen Franse lidwoorden en oefeningen)
  
  
• Verder met de lidwoorden
   (check, oefenen, vragen)
  
  
• Bespreken oefenSO
   (Hoe leer je eigenlijk Frans?)

Résumé Lidwoorden

lidwoord	mnl ev	vwl ev	mv
bepaald: de, het	le / l'	la / l'	les
onbepaald: een	un	une	des

Dit snap ik niet van de Franse lidwoorden

Zelfstandig naamwoord

> le, un     -> mannelijk  enkelvoud

>la, une    -> vrouwelijk enkelvoud

>les, des  -> meervoud

>l'                ->  voor klinker & voor 'stomme h'                                       (enkelvoud)

Vul het lidwoord in:
... restaurant (m)

1. le
2. la
3. les
4. l'

Vul het juiste lidwoord in:
... arbre

1. la
2. le
3. l'
4. les

Vervang le/la/ l' door un of une
la ville

1. un ville
2. une ville

Vertaal: l'ami

Vertaal: les filles

Vertaal: une rue

Vertaal: des collèges

Ik geef mezelf voor de Franse lidwoorden een ...

011

En dan nog dit

Bij personen en ook bij dingen gebruik je

il, ils, elle of elles

Bijvoorbeeld:

Benoit est mon ami     --> Il est mon ami

Le camping est loin     --> Il est loin

La fille est jolie               --> Elle est jolie

La piscine est grande --> Elle est grande

Kun je het nog volgen?

😒🙁😐🙂😃

Het OefenSO