Schwache Verben

• Duits
• MBO
• Studiejaar 1

het vervoegen van 

Duitse zwakke werkwoorden

wat is een werkwoord?

1. een woord dat aangeeft wat je doet
2. een woord dat aangeeft dat je werkt
3. een woord dat aangeeft dat je iets moet doen

wat zijn zwakke werkwoorden?

1. regelmatige werkwoorden
2. hetzelfde als sterke werkwoorden

het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden 

Het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord is, dat een zwak werkwoord regelmatig is en niet van klank verandert in de verleden tijd, terwijl een sterk werkwoord wel van klank verandert in de verleden tijd

bijvoorbeeld: 

zwak: horen,hoorde,gehoord/wonen,woonde,gewoond

sterk: lopen,liep,gelopen/lezen,las,gelezen/hebben,had,gehad/zijn,was,geweest

de uitgangen van het Duitse regelmatig werkwoord zijn:

(fe)esttenten

de stam van het werkwoord

Je plakt de uitgangen van het werkwoord achter de stam van het werkwoord:

de stam van een werkwoord is hele werkwoord - en:

wohnen = wohn

arbeiten = arbeit

leben = leb

Wat is de stam van "spielen"?

Wat is de stam van "kommen"?

Wat is de stam van:
streicheln

Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord (idewis)

ik

jij

hij

zij e.v.

wij

jullie

het

u

zij

ich

ihr

er

es

wir

du

sie e.v

Sie

sie

idewis (persoonlijkvoornaamwoord) +

(fe)esttenten (uitgangen regelmatig werkwoord)

ich + e

du +st

er/sie/es/man + t

wir + en

ihr + t

sie/Sie + en

hoe vervoeg je nu een Duits werkwoord?

1. zoek het persoonlijk voornaamwoord (idewis)

2. maak de stam (hele wekwoord -en)

3. plak de uitgang achter de stam (fe)esttenten)

ich

du

er/sie/es/man

wir

ihr

sie/Sie

wohnst

wohnen

wohne

wohnt

wohnt

wohnen

Wir (spielen) gerne im Garten.

1. spiele
2. spielst
3. spielt
4. spielen

Ihr (kaufen) gerne Schokolade.

1. kaufe
2. kaufst
3. kauft
4. kaufen

er (kommen) zur Schule

1. komt
2. kommt
3. kommst
4. kommen

Welk ezelsbruggetje kun je gebruiken bij de uitgangen van het werkwoord

1. partytent
2. feesttenten
3. circustent
4. feestenten

Du (kaufen) einen Fisch.

Wir (lieben) Meerschweinchen.

stam op d/t

eindigt de stam op een d of t, dan komt er een 'e' tussen bij: 

du,er/sie/es/man,ihr

ich arbeit e

du arbeit est

er/sie/es/man arbeit et

wir arbeit en

ihr arbeit et

sie/Sie arbeit en

eindigt de stam op een s/ss/ß/z (sisklank) dan vervalt de s bij du

ich reis e

du rei st

er/sie/es/man rei st

wir reis en

ihr rei st

sie/Sie reisen

op de volgende slide vind je een oefenlinkje om zelf te oefenen

duitsleren.org