Werkwoordspelling: herhaling

• Nederlands
• Middelbare school

Kijk het filmpje en geef antwoord

Welke regel gebruik je in de tegenwoordige tijd? (tt)  

Welke regel gebruik je voor verleden tijd? (vt) 

Welke regel gebruik je voor een voltooid deelwoord?(vd)

Welke regel gebruik je voor het bijvoeglijk naamwoord?(bn)

werkwoordspelling: regels

Wor... je nog opgenomen in de selectie van het eerste elftal?

1. Word
2. Wort
3. Wordt

De wedstrijden ontaar.... in een schoppartij waarna deze gestaakt werden.

1. ontaarde
2. ontaardden
3. ontaarden
4. ontaardde

Nadat je hem hebt ondervraag..., gaat hij terug naar huis.

1. ondervraagd
2. ondervraagt
3. ondervraagdt

De vergro.... foto's laten de oorzaak van het ongeluk duidelijk zien.

1. vergrote
2. vergrootte
3. vergrootten

Bran.... je handen niet aan die hete pan!

1. brand
2. brant
3. brandt

Ik ben benieuwd hoe lang hij het uithou....

1. uithoud
2. uithout
3. uithoudt

Hij heeft al eerder op de circuit gerac.... in deze nieuwe auto van Porsche.

1. geracet
2. geraced
3. geract

Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!

1. betekend
2. betekent
3. betekende
4. betekente

Hij zat op de plek waar hij wel vaker uitrus.... na zware arbeid.

1. uitrustte
2. uitruste
3. uitrusten

Zij beoordeel.... de gebeurtenis niet erg objectief.

1. beoordeeld
2. beoordeelt
3. beoordeeldt

Wat vind ik het moeilijkste onderdeel?