Introductie opdracht 1 en 2 thema 13 Muziek

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Uitleg van nieuwe woorden 

1.  Lees het woord

2.  Lees de betekenis(sen)

3.  Lees de voorbeeldzin(nen)

4.  Bekijk de plaatjes

muziek

het instrument

voorwerp om muziek mee te maken

Het meisje maakt hele mooie muziek met dit insturment.

het glas

hard, doorzichtig materiaal

De jongen drinkt water uit het glas.

schrijven (ww)

letters maken

Ik schrijf de woorden in mijn schrift.

de discotheek

plek waar je kan dansen op muziek

De mensen dansen op de muziek.

de discotheek

schrijven

het instrument

het glas

Maak een zin met
"schrijven"

Wat hoort NIET bij
"de discotheek"?

1. de ingang
2. het drankje
3. schrijven
4. uitgaan

Maak een zin met
"het instrument"

Maak een zin met
"het glas"

minimaal

het laagste of het kleinste

Je moet minimaal een 6 halen om een voldoende te krijgen.

de artiest / de zanger

iemand die zijn creatieve talent gebruikt om bijvoorbeeld muziek te maken.

De artiest treed op in het concertgebouw.

De zanger zong heel mooi tijdens het concert.

de ingang / de uitgang

 

plaats of opening waar je naar binnen / buiten kunt gaan

Het was erg druk bij de ingang / de uitgang van de school.

momenteel

 

nu, op het moment

We zijn momenteel bezig met woordenschat.

genoeg

 

zoveel als nodig is en zelfs meer

We hebben genoeg gegeten.

traag

 

langzaam, in een laag tempo

De leerlingen zijn heel traag bij het pakken van hun boeken.

bestuderen / onderzoeken(ww)

 

ergens meer over te weten komen

De onderzoekers bestuderen de bouw van het lichaam.

De dokter onderzoekt de patiënt.

momenteel

traag

minimaal

de uitgang

Maak een zin met
"(de) artiest".

Maak een zin met
"traag".

Maak een zin met
"genoeg".