Veiligheid

Thema 3 Veiligheid
1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BurgerschapsonderwijsPraktijkonderwijsLeerjaar 2

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 5 vidéos.

Éléments de cette leçon

Thema 3 Veiligheid

Slide 1 - Diapositive

Veiligheid betekent dat je niet in gevaar bent.

Slide 2 - Diapositive

Je bent op een druk festival.
Onveilig
Veilig

Slide 3 - Sondage

Je fietst over een druk kruispunt.
Onveilig
Veilig

Slide 4 - Sondage

Je komt politie te paard tegen.
Onveilig
Veilig

Slide 5 - Sondage

Je loopt in je eentje door een bos.
Onveilig
Veilig

Slide 6 - Sondage

Je zit in een vliegtuig.
Onveilig
Veilig

Slide 7 - Sondage

Je loopt door een donker tunneltje.
Onveilig
Veilig

Slide 8 - Sondage

voorbeelden van geweld

Slide 9 - Carte mentale

Slide 10 - Vidéo

Wat betekent veilig?
A
Dat je niet in gevaar bent.
B
Dat je goed voor andere mensen zorgt.
C
Dat je niet in het donker buiten bent.
D
Dat je op tijd komt.

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Vidéo

Alle mensen voelen zich veilig als er veel andere mensen in de buurt zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

Wat heeft niets te maken met geweld?
A
Pesten
B
Feesten
C
Schelden
D
Een overval

Slide 14 - Quiz

Heb jij wel eens met geweld te maken gehad?
Ja, als dader.
Ja, als slachtoffer.
Nee.

Slide 15 - Sondage

Slide 16 - Vidéo

Lesdoelen
  • Ik kan uitleggen wat handhaving is en wat hun taken/bevoegdheden zijn.
  • Ik kan een proces-verbaal lezen en begrijpen.
  • Ik kan uitleggen wat het Openbaar Ministerie en de officier van justitie doen. 

Slide 17 - Diapositive

Handhaving van de wet
  • politie en andere handhavers
  • Openbaar Ministerie
  • officier van Justitie

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

De politie heeft 3 taken: 
- Hulpverlenen: verlenen vaak EHBO of regelen het verkeer

- Orde houden: zorgt dat demonstraties goed gaan

- Onderzoek naar strafbare feiten: politie doet onderzoek, gaat op zoek naar bewijs. 

Slide 20 - Diapositive

Wat mag de politie doen?
De standaard 'bevoegdheden' zijn: 

- Identiteitscontrole
- Fouilleren of tassencontrole
- Aanhouden
- Harder rijden in het verkeer
- Met signaallicht en sirene rijden
- Geweld gebruiken

Slide 21 - Diapositive

Wat mag de politie doen?
De zwaardere 'opsporingsbevoegdheden' zijn: 
*met toestemming*

- Een telefoon aftappen
- Iemand observeren
- Een woning doorzoeken
- Ze mogen een product in beslag nemen

Slide 22 - Diapositive

Hoe heet het als mensen controleren of anderen zich wel aan wetten en regels houden?
A
Handpalmen
B
Handhaven
C
Wetvolging
D
Wetverkenning

Slide 23 - Quiz

Welke 3 diensten kun je bereiken via 112?

Slide 24 - Question ouverte

Wat is een andere naam voor een bekeuring?

Slide 25 - Question ouverte

Een verdachte:
Een verdachte is iemand waarvan een vermoeden bestaat dat hij/zij schuldig is.

Iemand blijft verdachte tot dat de rechter heeft besloten dat hij/zij onschuldig of schuldig is. 
 

Slide 26 - Diapositive

Proces-verbaal:
Wat staat erin?
  • persoongegevens van de verdachte
  • datum, tijdstip en plek van het strafbaar feit
  • wat de agent heeft gezien en gehoord

Slide 27 - Diapositive

Officier van Justitie (OvJ)
Proces-verbaal: alle verslagen en resultaten van het onderzoek

Leidt het politieonderzoek
Wat moet er gebeuren met de verdachte? 

- Seponeren: vrij laten
-Schikken: geldboete
- Vervolgen: naar de rechter



Slide 28 - Diapositive

De politie mag altijd je
huis doorzoeken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Bij het 'schikken' (geldboete) krijg je altijd een strafblad
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

De politie mag altijd om je
ID-kaart vragen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 31 - Quiz

Zijn wij in staat om OvJ te zijn?
Ga naar www.google.nl 

zoek op: Het OM Moordspel 

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Vidéo