Les 2:Onderdelen, eten en fotosynthese bij planten

Planning
Terugkoppeling
Activeren Brein
Leerdoelen voor vandaag
Waar werken we naar toe
Welke kennis is belangrijk en waarom
Les
Inhoudelijk uitleg en hoe en waar (ook wanneer) kan je dit toepassen
Tussen uitleg, wat vragen zodat we misverstanden kunnen weghalen
Afsluiting en Samenvatting
We kijken terug naar de doelen en kijken als we het hebben behaald, we doen dit klassikaal.
Vooruitblik op huiswerk en checken hoe het gaat met onze planning. Geeft overzicht.

1 / 33
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Planning
Terugkoppeling
Activeren Brein
Leerdoelen voor vandaag
Waar werken we naar toe
Welke kennis is belangrijk en waarom
Les
Inhoudelijk uitleg en hoe en waar (ook wanneer) kan je dit toepassen
Tussen uitleg, wat vragen zodat we misverstanden kunnen weghalen
Afsluiting en Samenvatting
We kijken terug naar de doelen en kijken als we het hebben behaald, we doen dit klassikaal.
Vooruitblik op huiswerk en checken hoe het gaat met onze planning. Geeft overzicht.

Slide 1 - Diapositive

Groepen
Voortplanting
Overige kenmerken
Wieren
Sporen
Mossen
Sporen
Varens
Sporen
Zaadplant
Zaden
Geen wortels, stengels of bladeren
Mossen zijn klein en groeien dicht tegen elkaar aan. Dit doen ze om nat te blijven. Net als wieren houden mossen niet van droogte. Mossen kunnen namelijk met hun wortels geen water uit de grond opzuigen. Water nemen ze op met hun blaadjes.

Mossen hebben geen bloemen en zaden om zich voort te planten, maar sporen. Die zitten in sporendoosjes. De sporendoosjes zijn de bolletjes bovenop de gekke sprietjes uit het mos.
Varens planten zich net als mossen voort met sporen. Die zitten in sporenhoopjes onder het blad. Varens kunnen beter tegen de droogte dan mossen. Ook kunnen ze veel groter worden dan mossen. Dat komt doordat varens vaten hebben waar het water doorheen kan worden verplaatst naar waar het nodig is. Varens kunnen ook water opnemen uit de grond met hun wortels.
Alle planten die zich met zaden voortplanten, noemen we zaadplanten. Grassen, struiken, bomen; het zijn allemaal zaadplanten. Ze bloeien eerst en vormen daarna hun zaden in vruchten of in kegels. Over zaadplanten ga je in deze module het meest leren. Hieronder zie je een aantal zaden van zaadplanten.
Mossen hebben geen bloemen en zaden om zich voort te planten, maar sporen. Die zitten in sporendoosjes. De sporendoosjes zijn de bolletjes bovenop de gekke sprietjes uit het mos.

Slide 2 - Diapositive

Hoofd Groep
Kleine Groep
Voort-planting
Overige kenmerken
Wieren
sporen
Sporenplant
Mossen
Sporenplant
Varens
Sporenplant
Paardenstaarten
Zaadplant
Naaktzadige
Zaadplant
Bedektzadige
sporen in sporendoosjes
sporen in sporenhoopjes
sporen in sporenaar
zaden in vruchtbeginsel van de bloem
zaden in kegels
altijd in water
geen water met wortels, klein
kunnen water opnemen en verplaatsen met vaten
geen bladeren maar zijtakjes stengel in leden
oa. naaldbomen
     o.a. loofbomen, bloemen en grassen
Tik hier voor beter overzicht

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je herkent de organen van een zaadplant, hun bouw en hun functie: wortel, blad, stengel, bloem.
  • Je herkent de onderdelen van bloemen en hun functie.
  • Je benoemt onderdelen van een plantencel en hun functies.
  • Je benoemt hoe planten hun stevigheid krijgen.

  1. Je benoemt de organen van een plant, hun bouw en hun functies.
  2. Je benoemt de onderdelen van bloemen en hun functie.
  3. Je benoemt onderdelen van een plantencel en hun functies.
  4. Je benoemt hoe planten hun stevigheid krijgen

  1. Je beschrijft de organen van een plant, hun bouw en hun functies.
  2. Je benoemt de onderdelen van bloemen en hun functie.
  3. Je beschrijf onderdelen van een plantencel en hun functies.
  4. Je legt uit hoe planten hun stevigheid krijgen
  5. Je herkent verschillende weefsels en hun functies bij planten.

  1. Je beschrijft de organen van een plant, hun bouw en hun functies.
  2. Je benoemt de onderdelen van bloemen en hun functie.
  3. Je beschrijf onderdelen van een plantencel en hun functies.
  4. Je legt uit hoe planten hun stevigheid krijgen
  5. Je beschrijft verschillende weefsels en hun functies bij planten.

Slide 4 - Diapositive

Bloem ( een zaadplant)

Slide 5 - Diapositive

Onderdelen bloem.

Slide 6 - Diapositive

Mannelijk onderdelen
Vrouwelijke onderdelen
Appelboom = Zaadplant?

Slide 7 - Diapositive

Transport Stam.
Zorgt voor transport opgenomen/gemaakte stoffen naar rest van de plant

Zorgt voor stevigheid.
Bij bomen houdvezels (super hard)

Slide 8 - Diapositive

De Bladnerven ( transport binnen blad)

Slide 9 - Diapositive

Welke stof neemt een boom/plant op?
A
Koolstofdioxide ( CO2)
B
Glucose (suiker)
C
Zuurstof (O2)

Slide 10 - Quiz

Hoe heet onderdeel 4 van de plant ?
A
Wortel
B
Bloem
C
Blad
D
Stengel

Slide 11 - Quiz

Welke onderdelen van deze plant kunnen aan fotosynthese doen?
A
1 en 2
B
2 en 3
C
3 en 4
D
1 en 4

Slide 12 - Quiz

Wat is geen onderdeel van een plant?
A
Wortels
B
Blad
C
Stengel
D
Grond

Slide 13 - Quiz

hoe heet het vrouwelijke onderdeel van de bloem?
A
helmhokje
B
meeldraad
C
stamper
D
stempel

Slide 14 - Quiz

vanuit welk onderdeel
van de bloem groeit dit?
A
Eicel
B
Zaadbeginsel
C
Stuifmeelkorrel
D
Vruchtbeginsel

Slide 15 - Quiz


Bekijk de afbeelding.
Welk onderdeel van een bloem is onderdeel 1?
A
Bloemkelk
B
Bloemkroon
C
Stamper
D
Stempel

Slide 16 - Quiz

Dit zijn de onderdelen van een bloem. Benoem nummer 2
A
stamper
B
meeldraad
C
nectarklier
D
kroonblad

Slide 17 - Quiz

Welke onderdeel is mannelijk?
A
Meeldraad
B
Kroonblad
C
Stamper

Slide 18 - Quiz

Welke onderdeel is vrouwelijk?
A
Meeldraad
B
Helmdraad
C
Kroonblad
D
Vruchtbeginsel

Slide 19 - Quiz

Welke vat zorgt voor transport naar BOVEN
A
Bastvaten
B
Houdvaten

Slide 20 - Quiz

Vaatbundels worden aangevuld met water door wortels
Water stroomt door de vaatbundels omhoog.
Water stroomt door de nerven
Water verdamt uit de huidmondjes.

Slide 21 - Question de remorquage

Vul in: Wat doen de wortels?
1:
2:

Slide 22 - Question ouverte

nerven.
Waterdamp verlaat plant via huidmondjes
link

Slide 23 - Diapositive

Zeer belangrijk bij planten. Geeft plant zijn groene kleur.
Hier wordt opgenomen water bewaard. Als dit leeg is zijn de bladeren ook zwak.
Kern van de cel. Regelt ALLES!
Door dit wand zijn planten moeilijk te verteren!!!! Koeien en 4 maagjes hiervoor!
Houdt onnodige (ogeloste) stoffen tegen.
Basis vloeistof voor alle soorten cellen. Hierin drieven alle andere cel onderdelen ( en ook nog opgeloste stoffen).

Slide 24 - Diapositive

Wat is GEEN onderdeel van een plantencel?
A
bladgroenkorrels
B
cytoplasma
C
celwand
D
vrucht

Slide 25 - Quiz

de plantencel is stevig door
A
de celmembraan
B
de celwand
C
de vacuole
D
de celwand en vacuole

Slide 26 - Quiz

Plantencel
A
B
C
D

Slide 27 - Quiz

Wat doen de onderdelen van een plantencel?
A
De celwand zorgt voor stevigheid
B
De celwand regelt alles
C
De vacuole slaat water op
D
De vacuole vangt licht op

Slide 28 - Quiz


Wat is de plantencel?
timer
0:20
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 29 - Quiz

Hoe heet dit onderdeel van de plant?
A
Huidmondje
B
Vacuole
C
Bladgroenkorrel
D
Celwand

Slide 30 - Quiz

Welke onderdeel(en) van een plant-cel is het meest kenmerkend?
A
Celkern
B
Bladgroenkorrels
C
Vacuole
D
Celwand

Slide 31 - Quiz

WEEFSELS.

Slide 32 - Diapositive

volgende week.



En Tekenpracticum
( Vindt plaats in de bladeren, bladgroenkorrels)

Slide 33 - Diapositive