kl2E_Nederlands

• Nederlands
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

Extra Nederlands week 24

dinsdag 16 juni

herhaling hoofdstuk 5

woorden, grammatica &
spelling

bijvoegelijke naamwoorden

beroepsmatig

huiswerkvrij

regenachtig

overgewaardeerd

rijklaar

faxen - faxt - faxte - gefaxt

racen - racet - racete - geracet

Bijwoordelijke bep.	Voorzetselvwp.
hoeft niet met een voorzetsel te beginnen	begint altijd met een voorzetsel
voorzetsel kan veranderen	altijd een vast voorzetsel
letterlijk	figuurlijk.
geeft plaats, tijd of reden aan.

bijwoordelijke bep.	voorzetselvoorwerp
De jongen wacht op het station.	De jongen wacht op zijn vriendin.
Wij eten om zes uur.	Hij is bang voor de hond .
	Zij zorgt voor de kat .

digitale oefening

Ik moest erg lang zoeken naar de bril van Lauren .

Het paard bleef stilstaan voor de hindernis.

Ik ben benieuwd naar het nieuwe schooljaar.

Hij faxen (v.t..)

1. faxde
2. faxte
3. faxete
4. faxt

Mijn vader deleten (v.t.)

1. delete
2. delet
3. deletete
4. deleten

Het meisje heeft [shoppen]

1. shopte
2. shopten
3. geshoppt
4. geshopt

Hij showen (t.t.) graag

1. showet
2. showt
3. showete
4. geshowt

Hij [chatten]

1. chat
2. chatt
3. chattet
4. chatte

Een van mijn vrienden [tracken] vt de route tijdens het rijden,

1. tracken
2. tracket
3. trackt
4. trackte

Zijn er vragen?