Persoonlijke voornaamwoorden

Goal for the day:
Herhalingsles
Imperative (Gebediende wijs)
New lesson: 
Persoonlijke voornaamwoorden: mij-me
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo, havoLeerjaar 1

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Goal for the day:
Herhalingsles
Imperative (Gebediende wijs)
New lesson: 
Persoonlijke voornaamwoorden: mij-me

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

      Stop!               Be quiet!         Sit down.

Slide 3 - Diapositive

      Stop!               Be quiet!         Sit down.
THE IMPERATIVE
'de gebiedende wijs'

Slide 4 - Diapositive

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Je gebruikt de gebiedende wijs (in het Engels dus imperative) wanneer je iemand vertelt wat diegene moet doen. 
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

 The Imperative
De Gebiedende Wijs

Slide 5 - Diapositive

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

Sit down!                            Ga zitten!
Open your books!            Doe je boeken open!
Be quiet!                             Wees stil!
Eat your meal!                   Eet je maaltijd op!
 The Imperative
De Gebiedende Wijs

Slide 6 - Diapositive

Imperative (Gebiedende wijs)
You want to tell someone they have to do something.
Sit down!
Dit kan een bevel, waarschuwing, advies of aanwijzing zijn.

The Imperative
De Gebiedende Wijs
Je gebruikt don't als iemand iets niet moet doen.
Sit down! 
Open your books!
Be quiet!
Don't sit down! 
Don't open your books!
Don't be quiet!

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Wees op tijd!
A
Take your time.
B
Are on time.
C
Be on time.
D
Come in the right time.

Slide 9 - Quiz

Ga naar boven!
A
Turn up
B
Go upstairs
C
Go down
D
Up stairs

Slide 10 - Quiz


Je mag niet drinken hier!
A
Drink here!
B
Does not drink here.
C
Drink not here.
D
Don't drink here.

Slide 11 - Quiz

Schiet op!
A
Shoot up
B
Hurry up
C
Hurry on
D
No hurry

Slide 12 - Quiz


Vertaal: Lees jouw boek.
(to read)

Slide 13 - Question ouverte


Vertaal: Poets je tanden.
(to brush)

Slide 14 - Question ouverte


Vertaal: Niet praten!
(to talk)

Slide 15 - Question ouverte

Finish the sentence:
Write what you must (moet) do and must not do while eating.
Voorbeeld:
 wash     Wash your hands before lunch. (moet doen)
 speak    Don't speak with your mouth full!

Workbook B:
do: exercise 7B (page 12)


timer
3:00

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Lien

New lesson: 
Persoonlijke Voornaamwoorden:
MIJ-Me

Slide 19 - Diapositive

Welcome class
today: persoonlijke voornaamwoorden
Personal pronouns
grab your pen and...
make notes in your notebook!

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Make notes!
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken je in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...

Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt   - he walks
De kat loopt -         it walks

Slide 23 - Diapositive

Make notes! p. 14
Your book p. 14

Slide 24 - Diapositive

Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je nu al in het Engels?

Slide 25 - Question ouverte

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
Susan
A
he
B
we
C
you
D
she

Slide 26 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you

Slide 27 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
dog
A
he
B
it
C
you
D
I

Slide 28 - Quiz

"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord:
my teachers
A
you
B
we
C
I
D
they

Slide 29 - Quiz

She has a book.
It is ___ book.
A
her
B
his
C
she
D
its

Slide 30 - Quiz

We are called Smith.
____ last name is Smith.
A
we
B
us
C
your
D
our

Slide 31 - Quiz

Susan and Mike are twins.
____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Lien

Slide 34 - Lien

Slide 35 - Lien

Ik kan de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden nu op de juiste manier gebruiken in een zin:
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Vidéo

Well done!


Slide 38 - Diapositive

To do: Coursebook B
answer exercise 8 A (page 12)

Slide 39 - Diapositive

Thank you
& Goodluck!

Slide 40 - Diapositive

Huiswerk:
Answer exercise 8B (page 12-13)

Slide 41 - Diapositive