Klas 2 Grammatica quiz begin schooljaar

  Bonjour & bienvenue!
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolBasisschoolhavoGroep 8Leerjaar 1

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

  Bonjour & bienvenue!

Slide 1 - Diapositive

Classe 2 Frans Quiz
20 vragen over de grammatica van vorig schooljaar. Wat weet je nog?

BONNE CHANCE!

Slide 2 - Diapositive

Q1: Wat is de stam van het regelmatige werkwoord "travailler"?

Slide 3 - Question ouverte

Q2: Wat is de tu-vorm van het werkwoord 'travailler'?
A
tu travaille
B
tu travailles
C
tu travaillons
D
tu travaillez

Slide 4 - Quiz

Q3: Nu nemen we het ww 'donner'.
Wat is de nous-vorm?
A
nous donne
B
nous donnes
C
nous donnons
D
nous donnez

Slide 5 - Quiz

Q4: Wat betekent het onregelmatig werkwoord ALLER in het Nederlands?

Slide 6 - Question ouverte

Q5: Wat betekent de zin:
Je vais à Paris.
A
Ik ga naar Parijs.
B
Je gaat naar Parijs.
C
Hij gaat naar Parijs.
D
Wij gaan naar Parijs.

Slide 7 - Quiz

Q6: Jullie hebben ook de onregelmatige ww AVOIR en ÊTRE gehad. Wat betekenen die?

Slide 8 - Question ouverte

Q7 Bij welk werkwoord horen deze vormen?
AVOIR (hebben)
ÊTRE (zijn)
Nous sommes
Je suis
Tu as
Vous avez
Ils sont
Elle est
On a
Nous avons
Il a
J'ai
Ils ont
Vous êtes

Slide 9 - Question de remorquage

Q8: Uit welke twee woorden bestaat de ontkenning in het Frans (niet/geen)?

Slide 10 - Question ouverte

Q9: Wat is de plaats van de ontkenning? Je déteste les maths.

Slide 11 - Question ouverte

Q10. Welke vorm van het bijvoeglijk naamwoord is correct? La (grand) maison.
A
grand
B
grande
C
grands
D
grandes

Slide 12 - Quiz

Q11: Welke vorm van het bijvoeglijk naamwoord is correct? La jupe (rouge).
A
roug
B
rouge
C
rougees
D
rouges

Slide 13 - Quiz

Q12: Zie onderstaande bezittelijke voornaamwoorden. Maak de juiste combinaties.
MIJN
JOUW
ZIJN/HAAR
mon
ton
son
ta
tes
mes
ses
ma
sa

Slide 14 - Question de remorquage

Q13: Welke klopt?
mijn vader = .............................
A
ma père
B
mon père
C
mes père

Slide 15 - Quiz

Q14: Welke klopt?
Haar kinderen = ................................
A
son enfant
B
son enfants
C
sa enfants
D
ses enfants

Slide 16 - Quiz

Q15: Welk getal is SEIZE?
A
13
B
14
C
15
D
16

Slide 17 - Quiz

Q16: Welk getal is SOIXANTE-SIX?
A
57
B
66
C
76
D
67

Slide 18 - Quiz

Q17: Welk getal is QUATRE-VINGT-QUINZE
A
24
B
85
C
94
D
95

Slide 19 - Quiz

Q18 Welke vertaling hoort bij:
Ik ben 13 jaar.
A
J'ai treize ans.
B
Je suis treize ans.
C
Je donne treize ans.
D
Je vais treize ans.

Slide 20 - Quiz

Q19 Wat is de juiste vertaling van..
Het is kwart voor drie.
A
Il est trois heures.
B
Il est trois heures et quart.
C
Il est trois heures et demie.
D
Il est trois heures moins le quart.

Slide 21 - Quiz

Q20 Wat is de juiste vertaling van..
Het is 20 over 12 's nachts.
A
Il est midi vingt.
B
Il est minuit vingt.
C
Il est midi moins vingt.
D
Il est minuit moins vingt.

Slide 22 - Quiz

Wat heb je nodig bij Frans?
Grandes Lignes (6e editie) cahier d'activités
* Deel A (periode 1 en 2)
* Deel B (periode 3 en 4)


Via Magister kun je bij Grandes Lignes En Ligne (Online materiaal van de methode).


Slide 23 - Diapositive