Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
PWW3 2024
hf 1.4 t/m 3.3 + 4.1 t/m 4.4
Slide 1 - Diapositive
Welk mengsel?
A
oplossing
B
suspensie
C
emulsie
Slide 2 - Quiz
Een oplossing is ....
A
Helder
B
Troebel
Slide 3 - Quiz
spa rood is een .....
A
suspensie
B
emulsie
C
oplossing
D
nevel
Slide 4 - Quiz
Een blijvende emulsie is een mengsel van..
A
Water en zout
B
water, olie en emulgator
C
Olie en bezine
D
water en olie
Slide 5 - Quiz
Wat voor soort mengsel is dit?
A
Oplossing
B
Zuivere stof
C
Suspensie
D
Emulsie
Slide 6 - Quiz
De benzine en het water zijn slecht te mengen, ze gaan steeds weer uit elkaar. Dit noem je een tweelagensysteem. Waardoor Ontstaat een tweelagensysteem?
A
Door een verschil in deeltjesgrootte
B
Doordat de vaste deeltjes zinken
C
Door een verschil in dichtheid
D
Geen idee
Slide 7 - Quiz
Benzine en water zijn dus slecht te mengen, ze gaan steeds weer uit elkaar. Je moet een stof toevoegen om dit mengsel egaal te houden, hoe heet zo'n stof?
A
Katalysator
B
Emulgator
C
Centrifigator
D
Extractie middel
Slide 8 - Quiz
Noem een voorbeeld van een mengsel van een gas in een vloeistof.
A
Nevel
B
Rook
C
Schuim
D
Schuimrubber
Slide 9 - Quiz
Van welke scheidingsmethode(n) maken we gebruik bij het zetten van koffie?
A
Indampen
B
Indampen & destilleren
C
Extraheren
D
Extraheren & filtreren
Slide 10 - Quiz
Kun je een oplossing scheiden door filtreren?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Wat voor soort mengsel kunnen we scheiden met extraheren?
A
Kleurstoffen.
B
Vaste stoffen.
C
Suspensie.
D
Oplossing.
Slide 12 - Quiz
Hieronder zie je drie modellen van processen. Welk van de processen stelt scheiden voor?
A
B
C
Slide 13 - Quiz
Hoe kunnen we de kleur uit blauw water halen?
A
Filtreren
B
Destilleren
C
Adsorberen
D
Indampen
Slide 14 - Quiz
Welke scheidingsmethode moeten we gebruiken bij het scheiden van suiker en water?
A
Filtreren
B
Indampen
C
Destilleren
D
Adsorberen
Slide 15 - Quiz
Welke scheidingsmethode moeten we gebruiken bij het scheiden van alcohol en water?
A
Filtreren
B
Indampen
C
Destilleren
D
Adsorberen
Slide 16 - Quiz
Hoeveel atoomsoorten zijn er?
A
Miljoenen
B
ongeveer 1000
C
ongeveer 100
D
ongeveer 100.000
Slide 17 - Quiz
Atomen staan in het periodiek systeem. Hoe heten de atomen in groep 17?
A
Halogenen
B
Edelgassen
Slide 18 - Quiz
Het element met atoomnummer 11 is natrium
A
ja
B
nee
Slide 19 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34
Slide 20 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
34
Slide 21 - Quiz
Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24
Slide 22 - Quiz
Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager
Slide 23 - Quiz
Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom,
andere massa
B
Ander atoom,
zelfde massa
C
Zelfde atoom,
ander atoomnummer
D
Ander atoom,
zelfde atoomnummer
Slide 24 - Quiz
Hebben isotopen verschillende chemische eigenschappen?
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quiz
Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen
Slide 26 - Quiz
N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen. C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen. N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
Slide 27 - Quiz
Waar in het atoom bevinden zich de elektronen?
A
in de kern
B
in de wolk
Slide 28 - Quiz
Wat geeft het massagetal aan?
A
protonen en neutronen
B
elektronen en protonen
C
elektronen en neutronen
Slide 29 - Quiz
Hoeveel neutronen bevat een chlooratoom met massagetal 37?
A
35,5
B
37
C
17
D
20
Slide 30 - Quiz
Welke straling is het minst gevaarlijk?
A
Gamma
B
Bèta
C
Alpha
Slide 31 - Quiz
0,75 Liter melk bevat 43V% vet. Hoeveel mL vet is dit?