licht en beeld nask 3B

              LICHT, BEELD EN SCHADUW
1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

Cette leçon contient 37 diapositives, avec diapositives de texte et 5 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

              LICHT, BEELD EN SCHADUW

Slide 1 - Diapositive

Herhaling
  • Wat is een lichtbron?
  • Wat is een natuurlijke/kunstmatige lichtbron? 
  • Wat zijn directe en indirecte lichtbronnen?
  • Wat is wit licht?
  • Wat is een spectrum?
  • Wat zijn voorbeelden van straling? 
  • Wat is absorberen?

Slide 2 - Diapositive

schaduw 

  • Waar geen licht kan komen, ontstaat een schaduw 
  • Grote schaduw?
  • Kleine schaduw?

Slide 3 - Diapositive

Lichtstralen
Licht schijnt op een voorwerp en wordt weerkaatst. 
Achter het voorwerp is een schaduw 

Lichtstralen - gaan altijd rechtdoor
Lichtbundel = groot aantal lichtstralen bij elkaar

Slide 4 - Diapositive

Licht beweegt in rechte lijnen.

Slide 5 - Diapositive

Lichtstralen teruggekaatst

Slide 6 - Diapositive

Lichtbundels
  • Divergente lichtbundel:  Lichtstralen bewegen uit elkaar                                          (diverse kanten op)
  • Convergente lichtbundel:  Lichtstralen bewegen naar elkaar toe                   (concentreren naar een punt)
  • Evenwijdige lichtbundel:  Lichtstralen gaan niet uit elkaar. 

Slide 7 - Diapositive

DIVERGENTE
LICHTBUNDEL
  • De meeste lichtbronnen maken een divergente bundel. 

  • Dit is een bundel die steeds groter wordt. 
Als je een zaklamp dicht bij de muur houdt is de bundel klein. Als je verder weg gaat staan wordt de bundel groter.

Slide 8 - Diapositive

Evenwijdige lichtbundel
  • Een laser is een evenwijdige lichtbundel. 
  • Deze bundel wordt niet groter en niet kleiner. 
Dit is handig omdat deze bundel zijn energie veel langer vast houd dan een divergente bundel. Hierdoor schijnt een laser heel ver.

Slide 9 - Diapositive

CONVERGENTE lichtbundel
  • Een bundel die steeds kleiner wordt heet een convergente bundel. 
  • De lichtbundel richt zich op een bepaald punt. Dit punt noemen we het brandpunt. Als de lichtbundel na het brandpunt verder gaat wordt deze divergent. 
Als je een vergrootglas in de zon houdt ontstaat er een convergente lichtbundel.

Slide 10 - Diapositive

SCHADUW
Als je een ondoorzichtig voorwerp in het licht zet, laat hij geen licht door. 

Achter dit voorwerp ontstaat dan een schaduw. 

Slide 11 - Diapositive

Schaduw groot en klein
  • lamp - divergerende lichtbundel 
  • afstand tussen lamp en voorwerp bepaald de schaduw 
  • voorwerp ver van de lamp = schaduw klein
  • voorwerp dichtbij de lamp = schaduw groot 

Slide 12 - Diapositive

schaduw tekenen

Slide 13 - Diapositive

Kern- en halfschaduw
Rand van de schaduw onscherp 
Grootte van de lamp
Hoe groter de lamp hoe meer halfschaduw 

Slide 14 - Diapositive

veel halfschaduw
weinig halfschaduw

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Vidéo

Slide 17 - Vidéo

Slide 18 - Vidéo

Lenzen

  • lenzen zorgen voor Lichtbreking 
  • Wat is lichtbreking?
  • Het van richting veranderen van licht op het grensvlak van twee stoffen 

Slide 19 - Diapositive

Hoe werkt een lens?
  • Richting van lichtstralen veranderd
  • bolle lenzen (positief)  =
      convergerende werking
  • holle lenzen (negatief) =
     divergerende werking 


Slide 20 - Diapositive

Brandpunt
  • Bolle lens - het licht gaat naar 1 punt 
  • Waar alle lichtstralen samenkomen = brandpunt  (F)
  • Afstand van de lens tot het brandpunt = brandpuntsafstand (f) 
  • Hoe kleiner f (brandpuntafstand)                                                    hoe sterker de lens 

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Vidéo

Beeld tekenen
positieve lens 

Slide 23 - Diapositive

  • brandpunt 
  • brandpuntsafstand
  • voorwerpsafstand
  • beeldafstand 

Slide 24 - Diapositive

Beeld tekenen positieve lens
1
2
3
4

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Vidéo

het oog

Slide 27 - Diapositive

zien:
Als je naar een voorwerp kijkt zie je dat voorwerp omdat dat licht terugkaatst. Die lichtstralen vallen op je ooglens.
door spiertjes kan die ooglens boller of platter worden.
De ooglens projecteert een scherpbeeld op het netvlies.
De pupil zorgt ervoor dat de hoeveelheid licht in je ogen komt goed wordt geregeld. Bij weinig licht is de pupil groot, bij veel licht is de pupil juist klein

Slide 28 - Diapositive

Zien & Licht

Slide 29 - Diapositive

Werking van het oog

Slide 30 - Diapositive

Accomoderen 

Slide 31 - Diapositive

oogafwijkingen
bijziend: dan zie je dichtbij goed maar veraf niet, het beeld ontstaat dan voor het netvlies,  dit kun je verhelpen met een bril met negatieve lenzen (of negatieve contactlenzen)
verziend: dan zie je veraf goed maar dichtbij niet, het beeld ontstaat dan achter het netvlies, dit kun je verhelpen met een bril met positieven lenzen

Slide 32 - Diapositive

Bijziend en verziend

Slide 33 - Diapositive

kleuren
Wit licht is een mengsel van gekleurd licht
dit wordt een spectrum genoemd.
spectrum bestaat uit de kleuren:
rood - oranje - geel - groen - blauw- violet
voor rood zit Infrarood straling die onzichtbaar is maar voelbaar als warmte, zit o.a. bij een afstandsbediening
En na violet zit ultra violette straling,  niet te zien maar je verbrand ervan als je te lang in de zon ligt ook een zonnebank geeft uv licht.

Slide 34 - Diapositive

licht mengen
De primaire kleuren voor licht zijn Blauw, groen en rood.
met deze primaire kleuren kun je alle andere kleuren maken

Slide 35 - Diapositive

de kleur van een voorwerp in wit licht
De kleur van de aardbei zien we als rood omdat de aardbei alleen het rode licht terugkaatst. Alle andere kleuren van het wit licht, oranje, geel, groen, blauw en violet worden door de aarbei geabsorbeerd. Het kroontje van de aardbei zien we als groen omdat het kroontje alleen groen terug kaatst.
Een wit voorwerp weerkaats alle kleuren 
terug en absorbeert geen enkele kleur.
Een zwart voorwerp absorbeert alle kleuren        
en weerkaatst geen enkele kleur.

Slide 36 - Diapositive

voorwerpen bij gekleurd licht
Stel dat er een aardbei onder groen licht wordt gelegd
dan ziet de aardbei er zwart uit omdat het groene licht wordt geabsorbeerd en er wordt dus geen kleur terug gekaatst.
het kroontje is groen dus het licht van de groene                           
lamp wordt wel weerkaatst.

Slide 37 - Diapositive