hww en zww

zww en hww
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

zww en hww

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Grammatica woordsoorten
zww en hww

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

nieuwe stof: ZWW of HWW
Een werkwoord kan in een zin voorkomen op verschillende manieren: als zelfstandig werkwoord  of als hulpwerkwoord.

                                            ZWW en HWW

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 15 minuten lezen.

Boek niet bij je? Melden bij mij, je gaat artikelen lezen op nos.nl 
timer
15:00

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

meerdere werkwoorden in één zin ...
in een zin kunnen meerdere werkwoorden staan
denk maar aan de persoonsvorm en het voltooid deelwoord
"Ik heb vannacht goed geslapen"

Nu gaan we kijken welk werkwoord het belangrijkst is.
Dit werkwoord noemen we 'het zelfstandig werkwoord' > ZWW
De andere werkwoorden noemen we 'hulpwerkwoorden' > HWW

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HWW of ZWW
In onze straat heeft vroeger een molen gestaan.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HWW of ZWW
In onze straat heeft vroeger een molen gestaan.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HWW of ZWW
Wat zou je voor je verjaardag willen krijgen?

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HWW of ZWW
Wat zou je voor je verjaardag willen krijgen?

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

HWW of ZWW
Wat zou je voor je verjaardag willen krijgen?

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zij
willen
afrekenen
hww
zww

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Oma
heeft
lekkere
gebakken
HWW
BNW
ZNW
ZWW

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Johnny Depp zou stiekem best verliefd op mevrouw Droste kunnen zijn.
zou
kunnen
zijn
hww
zww
kww
hww

Slide 15 - Question de remorquage

stappenplan

  • hoeveel ww? let op de pv -hww
  • welk ww het belangrijkste?- zww of kww
  • is het een eigenschap/toestand van het onderwerp?- kww
  • doet het onderwerp iets? -zww

Gelukkig kunnen ze mijn laptop repareren.
HWW
ZWW
kunnen
repareren

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet een 'zww' bij alle zelfstandig werkwoorden en een 'hww' bij alle hulpwerkwoorden.
De top 2000 werd uitgezonden op radio 2
Tijdens de vakantie zijn we om het hele eiland heen gezwommen
ZWW
ZWW
HWW
HWW

Slide 17 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet een 'zww' bij alle zelfstandig werkwoorden en een 'hww' bij alle hulpwerkwoorden.
De storm zou veel leerlingen van hun fiets waaien
Uiteindelijk fietsen we gewoon naar huis. 
ZWW
ZWW
HWW
HWW

Slide 18 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Is het ww hww of zww?

We willen morgen ook naar het feest.


A
hww
B
zww

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn het hww en zww in de volgende zin:
'Mag jij vuurwerk afsteken?'
A
hww: mag zww:afsteken
B
zww:mag hww:afsteken
C
zww:mag zww:afsteken
D
hww:mag zww: afsteken

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

is ZOU een hww of zww?
Mijn vader zou de kast gaan maken.
A
hww
B
zww

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

is OPGELET een hww of zww?
De kinderen hebben goed opgelet.
A
hww
B
zww

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

hww of zww
Het pakje wordt morgen bezorgd.
A
wordt = hww bezorgd = hww
B
wordt = hww bezorgd = zww
C
wordt = zww bezorgd = hww
D
wordt = zww bezorgd = hww

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

AT = hww of zww
Mijn ijsje at ik snel op.
A
hww
B
zww

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

hww of zww?

Ik ga op vakantie.
A
hww
B
zww

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef aan hww of zww.

Ik ga iedere dag wandelen.

A
ga hww, wandelen zww
B
ga zww, wandelen hww

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef aan hww of zww.

In de vakantie heb ik heerlijk uitgeslapen.

A
heb zww, uitgeslapen hww
B
heb hww, uitgeslapen zww

Slide 27 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Geef aan hww of zww.

Ik ben gisteren gaan voetballen.

A
ben, zww, gaan hww, voetballen hww
B
ben hww, gaan zww, voetballen hww
C
ben hww, gaan hww, voetballen zww

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is moet in deze zin een hww of zww?

Ik moet elke dag naar school fietsen.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is komen in deze zin een hww of zww?

Mijn zus wil morgen komen eten.
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Koningin Máxima wordt vaak gefotografeerd.
Hww en Zww?
A
wordt=zww; gefotografeerd= zww
B
wordt=hww; gefotografeerd= zww
C
wordt=hww; gefotografeerd= hww
D
wordt=zww; gefotografeerd= hww

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hij had helemaal gelijk en hij heeft dat ook verteld.
Hww en Zww?
A
had=hww; heeft= hww; verteld=zww
B
had= zww; heeft= hww; verteld=zww
C
had= zww; heeft= zww; verteld=zww
D
had= hww; heeft= hww; verteld=hww

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

hww of zww:
Ik geef hem een cadeautje.

A
geef = hww
B
geef = zww

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

hww of zww:
Gisteren zijn we naar de bioscoop geweest.
A
geweest = hww
B
geweest = zww

Slide 34 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

hww of zww:
Ik zou hem graag willen helpen met klussen.
A
zou = hww
B
zou = zww

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan / weet het hww en zww benoemen
A
Gaat goed tot nu toe!
B
Paar foutjes, maar ik snap wat ik fout heb gedaan
C
Ik begin het door te krijgen
D
Snap er geen snars van

Slide 36 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions