when to use -s or 's?

-s or 's, that is the question!
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

-s or 's, that is the question!

Slide 1 - Diapositive

Wat is het meervoud van radio in het Nederlands?
A
radios
B
radio's
C
radioos
D
radioen

Slide 2 - Quiz

What is the plural of radio in English?
A
radios
B
radio's
C
radioes
D
radio'es

Slide 3 - Quiz

PLURALS in general:
"plural form" = meervoudsvorm





bij de meeste woorden +s
1 table              4 tables
1 chair              30 chairs
1 car                  3 cars
DUS GÉÉN
KOMMA!

Slide 4 - Diapositive

exceptions (1):
- Woorden die eindigen op -y krijgen +ies 
   (spy > spies, city > cities)

- Woorden die eindigen op -f of -fe krijgen +ves
   (half > halves, knife > knives, life > lives)

Slide 5 - Diapositive

exceptions (2):
- Sommige woorden zijn onregelmatig en krijgen een hele andere vorm: 
1 child          22 children
1 foot            2 feet
1 tooth         10 teeth


Slide 6 - Diapositive


A
boxes
B
boxxes
C
bosses
D
boxees

Slide 7 - Quiz


A
monky's
B
monkies
C
monkie's
D
monkys

Slide 8 - Quiz


A
butterflies
B
butterflys
C
butterflie's
D
butterfly's

Slide 9 - Quiz


A
elfs
B
elves
C
elfes
D
elf's

Slide 10 - Quiz


A
mouthees
B
mouth's
C
mouthens
D
mouths

Slide 11 - Quiz

Three ... (baby)

Slide 12 - Question ouverte

Five ... (loaf) of bread

Slide 13 - Question ouverte

Seven ... (country)

Slide 14 - Question ouverte

Possessive: 's, ' and ... of ...

Slide 15 - Diapositive

Possessive [s] 

Slide 16 - Diapositive

Let op!
's wordt ook gebruikt bij he/she/it + is
  • It's betekent it is
It's raining right now

  • Its betekent van het
The plant is in its pot

Slide 17 - Diapositive