grammatica WS ZN, LW & BN 1hv

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Een eigennaam is een vorm van een:

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Bepaald lidwoord
4. Onbepaald lidwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een:

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Bepaald lidwoord
4. Onbepaald lidwoord

Welk lidwoord is GEEN bepaald lidwoord?

1. De
2. Het
3. Een

Een [...] zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
Wat moet er op de puntjes staan?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Bepaald lidwoord
4. Onbepaald lidwoord

Een [...] is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel.
Wat moet er op de puntjes staan?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Bepaald lidwoord
4. Onbepaald lidwoord

Een [...] kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
Wat moet er op de puntjes staan?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Bepaald lidwoord
4. Onbepaald lidwoord

Een [...] eindigt meestal op -en.
Wat moet er op de puntjes staan?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Eigennaam
4. Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Een [...] heeft een korte en een lange vorm.
Wat moet er op de puntjes staan?

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bijvoeglijk naamwoord
3. Bepaald lidwoord
4. Onbepaald lidwoord

Wat is een concreet zelfstandig naamwoord?

1. Iets tastbaars, wat je aan zou kunnen raken. Zoals: armband, Noordzee.
2. Iets ontastbaars, wat je niet aan zou kunnen raken. Zoals: vrede, oorlog, verdriet

laptop, stoel, hond, ring

1. concreet zelfstandig naamwoord
2. abstract zelfstandig naamwoord

Concreet zelfstandig naamwoord

Abstract zelfstandig naamwoord

zomer

slager

week

Lotte

vrede

potlood

nicht

liefde

oorlog, enthousiasme, zelfverzekerd

1. concreet zelfstandig naamwoord
2. abstract zelfstandig naamwoord

concreet zn

abstract zn

zn-eigennaam

de auto

Frankrijk

liefde

Noteer alle zelfstandig naamwoorden. Geef ook aan of het gaat om een eigennaam, een czn of een azn:
In de winter geeft de thermometer in Siberië regelmatig min veertig graden aan.

Noteer alle zelfstandig naamwoorden. Geef ook aan of het gaat om een eigennaam, een czn of een azn:
Het pand van de Rabobank aan de Rembrandtstraat wordt maandag gesloopt.

Noteer de ZN (één of meer), gescheiden door een komma.

Pieter en Leendert klapten enthousiast na de prachtige voorstelling.

Noteer de BN (één of meer), gescheiden door een komma.

Na een lange vliegreis landde Mariska in het warme Vietnam.

Noteer de eigennaam/-namen, gescheiden door een komma.

Sarah kreeg een grote doos met Belgische bonbons.

Noteer de stoffelijke BN (één of meer), gescheiden door een komma.

Dat witte huis heeft een enorm rieten dak.

Noteer de BN (één of meer), gescheiden door een komma.

Het was een lange toets, maar geen moeilijke.

Hoe veel LW staan er in deze zin?

Een man belde per ongeluk het alarmnummer tijdens het plannen van een inbraak.

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4