Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Stel dat je wilt starten met een onderneming. Wat moet een onderneming doen voordat er daadwerkelijk verkoop gerealiseerd kan worden?
Slide 2 - Question ouverte
Inleiding
Investeren!
Organisaties die nog moeten beginnen, maken een financieel overzicht. Voordat een organisatie kan starten, moet er een planning van de investeringen gemaakt worden.
Hoeveel geld heb je nodig om te kunnen beginnen?
Slide 3 - Diapositive
Investeren en een investeringsbegroting
Investeren is het gebruikmaken van vermogen voor de aankoop van bedrijfsmiddelen.
Een investeringsbegroting is een planning van de investeringen die je gaat doen.
Slide 4 - Diapositive
Investeringsbegroting
Een investeringsbegroting ziet er zo uit -->
Het staat ook wel gelijk aan de debetzijde van een balans
Slide 5 - Diapositive
Informatie
Slide 6 - Diapositive
Een balans
Slide 7 - Diapositive
Op de investeringsbegroting staan de bedragen................ btw
A
Inclusief
B
Exclusief
Slide 8 - Quiz
Kies het juiste antwoord. Het gebruikmaken van vermogen voor de aankoop van bedrijfsmiddelen noem je:
A
Begroten
B
Budgetteren
C
Investeren
Slide 9 - Quiz
Investeringen indelen
De investeringen die de organisatie doet, deel je in aan de hand van de omlooptijd
Slide 10 - Diapositive
Wat is omlooptijd denk je?
Slide 11 - Question ouverte
Omlooptijd
De omlooptijd is de periode die ligt tussen het moment van investeren en het moment waarop het geïnvesteerde vermogen weer in geldvorm beschikbaar komt.
Oftewel:
De tijd tussen het aanschaffen van een productiemiddel en het terugverdienen door verkoop.
Slide 12 - Diapositive
Indeling
Wanneer we naar de omlooptijd kijken, is de indeling van investeringen als volgt:
Vaste activa
Vlottende activa
Liquide middelen
Slide 13 - Diapositive
Vaste activa zijn investeringen waarvan de omlooptijd
A
Langer dan 1 jaar is
B
Maximaal 1 jaar is
C
Waarover je direct kunt beschikken
Slide 14 - Quiz
Voorbeelden vaste activa
Bedrijfspand, bedrijfsauto, inventaris.
Slide 15 - Diapositive
Vlottende activa zijn investeringen waarvan de omlooptijd
A
Langer dan 1 jaar is
B
Maximaal 1 jaar is
C
Waarover je direct kunt beschikken
Slide 16 - Quiz
Voorbeelden vlottende activa
Voorraad en debiteuren
Wat zijn debiteuren?
Klanten die bij de organisatie op rekening kopen. Zij kopen dus producten, maar betalen deze later.
Het bedrag dat de organisatie nog tegoed heeft van hen, wordt gezien als investering.
Slide 17 - Diapositive
Liquide middelen zijn investeringen waarvan de omlooptijd
A
Langer dan 1 jaar is
B
Maximaal 1 jaar is
C
Waarover je direct kunt beschikken
Slide 18 - Quiz
Liquide middelen
Zijn middelen waarover je direct kunt beschikken.
Het zijn betalingsmiddelen die in de organisatie aanwezig zijn, zoals het kasgeld en de tegoeden bij de bank.
Slide 19 - Diapositive
Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m4
Slide 20 - Diapositive
Opdracht 1
Slide 21 - Diapositive
Opdracht 2
Slide 22 - Diapositive
Opdracht 3
Slide 23 - Diapositive
Opdracht 4
Slide 24 - Diapositive
Goodwill
Wat is goodwill?
Soms kan het zo zijn dat je een bestaande goedlopende organisatie overneemt.
De oude eigenaar verkoopt dit natuurlijk niet zomaar.
Hij wilt geld ontvangen voor de naam die hij heeft opgebouwd met de organisatie.
Het bedrag dat hiervoor betaalt wordt, heet goodwill.
De hoogte van de goodwill is een kwestie van onderhandelen.