Uitspraak e-ee en u-uu + tellen

Les 3 Nederlands
Uitspraak e-ee en u-uu
klinkers en medeklinker
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
Alfabetisering NT2Middelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Les 3 Nederlands
Uitspraak e-ee en u-uu
klinkers en medeklinker

Slide 1 - Diapositive

Klinkers en medeklinkers
https://www.youtube.com/watch?v=jKk6oxd3-0c

Slide 2 - Diapositive

Uitspraak en spelling
ik zie één klinker, bijvoorbeeld: man
ik zeg de klinker kort

voorbeeld:
land-pen-zon-bus

Slide 3 - Diapositive

Uitspraak en spelling
Ik zie twee klinkers, bijvoorbeeld: maan
Ik zeg de klinker lang

Voorbeeld:
jaar-week-school-muur

Slide 4 - Diapositive

Uitspraak en spelling
Speciale regel:
Ik zie een klinker + twee gelijke medeklinkers in het midden van het woord = ik zeg de klinker kort.

Voorbeeld:
ballen-pennen-potten-bussen
MEERVOUD

Slide 5 - Diapositive

Uitspraak en spelling
Speciale regel:
Ik zie een klinker + één medeklinker in het het midden van het woord = ik zeg de klinker lang

Voorbeeld:
jaren-weken-scholen-muren
MEERVOUD

Slide 6 - Diapositive

De e van pen
de ee van been

Slide 7 - Diapositive

uitspraak en spelling
Zijn de woorden die je hoort met een e of met ee?

Schrijf op 

Slide 8 - Diapositive

e of ee?
A
vel
B
veel

Slide 9 - Quiz

e of ee?
A
leg
B
leeg

Slide 10 - Quiz

e of ee?
A
Ben
B
been

Slide 11 - Quiz

e of ee?
A
pen
B
peen

Slide 12 - Quiz

e of ee?
A
ver
B
veer

Slide 13 - Quiz

e of ee?
A
les
B
lees

Slide 14 - Quiz

e of ee?
A
weg
B
weeg

Slide 15 - Quiz

e of ee?
A
mes
B
mees

Slide 16 - Quiz

e of ee?
A
speld
B
speelt

Slide 17 - Quiz

e of ee?
A
wet
B
weet

Slide 18 - Quiz

de u van bus
de uu van muur

Slide 19 - Diapositive

uitspraak en spelling
Zijn de woorden die je hoort met een u of met uu?

Slide 20 - Diapositive

u of uu?
A
duur
B
durf

Slide 21 - Quiz

u of uu?
A
zuur
B
zult

Slide 22 - Quiz

u of uu?
A
buurt
B
bus

Slide 23 - Quiz

u of uu?
A
kuur
B
kus

Slide 24 - Quiz

u of uu?
A
vuur
B
vul

Slide 25 - Quiz

u of uu?
A
lus
B
Luuk

Slide 26 - Quiz

uitspraak en spelling
Zijn de woorden die je hoort met een lange of korte klinker?

Slide 27 - Diapositive

Welk woord heeft een korte klinker?
A
maand
B
man

Slide 28 - Quiz

korte klinker
lange klinker
maand
pen
zon
voornaam
bus
man
muur
kapstok
school
week

Slide 29 - Question de remorquage

korte klinker
lange klinker
bomen
pennen
balen
bussen
penen
muren
bommen
ballen

Slide 30 - Question de remorquage

Ik kan vragen hoe het met iemand gaat.

Slide 31 - Question ouverte

Ik kan zeggen hoe het met me gaat.

Slide 32 - Question ouverte

Ik kan mezelf voorstellen.

Slide 33 - Question ouverte

Ik kan vragen stellen aan iemand.

Slide 34 - Question ouverte

Ik kan zeggen dat ik iets niet begrijp.

Slide 35 - Question ouverte