Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Staatsinrichting
van Nederland
Oefenen voor SE 1
Slide 1 - Diapositive
1.1 De Nederlandse staatsinrichting nu
NL = parlementaire democratie
NL = constitutionele monarchie
NL = een rechtsstaat
Slide 2 - Diapositive
Parlementaire democratie
Democratie = het volk regeert
Parlement = volksvertegenwoordiging -> Dit zijn mensen die gekozen zijn door de burgers. Zij besturen namens ons het land.
Parlement = Volksvertegenwoordiging = Eerste en Tweede Kamer = Staten-Generaal
Parlementaire Democratie = het volk regeert via een gekozen volksvertegenwoordiging.
Slide 3 - Diapositive
Constitutionele Monarchie
Constitutie = Grondwet
Monarchie = koninkrijk, monarch = koning
Grondwet = boek met alle rechten en plichten (grondrechten)
Alle burgers EN de overheid moeten zich hieraan houden
Constitutionele Monarchie = Land met een koning + een grondwet waar iedereen zich aan moet houden. Ook de koning. De macht van de koning wordt dus beperkt.
Slide 4 - Diapositive
Nederland is een Rechtsstaat
Land waarin burgers EN overheid zich aan de wet moeten houden
Niemand wordt zomaar opgepakt
Iedereen krijgt een eerlijk proces
Machtenscheiding
Basis van een Rechtsstaat = Machtenscheiding-> zo wordt misbruik voorkomen.
3 machten => zij controleren elkaar:
1- Rechterlijke macht: onafhankelijke rechters
2- Wetgevende macht: parlement + regering
3- Uitvoerende macht: regering
Slide 5 - Diapositive
De Grondwet -> grondrechten!
Klassieke Grondrechten:
- vrijheidsrechten
- staan al > 100 naar in de Grondwet
Vrijheid van godsdienst
Geen discriminatie
Vrijheid van mening
Vrijheid van drukpers
Vrijheid van vereniging/vergadering
vrijheid van onderwijs
=> begint steeds met "vrijheid van ..."
Sociale Grondrechten:
- bescherming van burgers door de overheid
- staan pas sinds 1983 in de Grondwet
recht op onderwijs
recht op gezondheidszorg
recht op bestaanszekerheid
recht op werk
recht op rechtsbijstand
recht op bewoonbaarheid
=> begint steeds met "recht op ..."
Slide 6 - Diapositive
Regering en Parlement: Hoe werkt het?
Tweede Kamer:
150 leden
direct gekozen
elke 4 jaar
burgers 18+jr en NL nationaliteit
Eerste Kamer:
75 leden
indirect gekozen (via omweg)
elke 4 jaar
door Provinciale Staten
Tweede Kamer in Den Haag
Eerste Kamer in Den Haag
Slide 7 - Diapositive
Verkiezingen
=> Burgers stemmen op iemand van een politieke partij
de partijen met de meeste stemmen -> kabinet/regering
samenwerkende partijen noem je COALITIE
partijen die niet in de regering zitten heten OPPOSITIE
Slide 8 - Diapositive
De Regering
Regering = kabinet + koning **
Kabinet = alle ministers
Hoofd regering = minister-president/premier
** de koning heeft geen invloed in de regering!**
Slide 9 - Diapositive
Wie doet wat in Den Haag?
Parlement: controleren regering + wetten maken
Regering: uitvoeren wetten + wetten maken
=> Hoogste macht = parlement!
zij controleren de regering
zij moeten alle wetsvoorstellen goedkeuren
zij kunnen minsters/kabinet ontslaan
Slide 10 - Diapositive
Controle-middelen Parlement
Tweede Kamer: Eerste Kamer:
Recht van Amendement niet
Recht van Initiatief niet
Recht van Interpellatie wel
Recht van Enquête wel
Recht van Budget wel
** De Eerste Kamer heeft ALLEEN controlerende bevoegdheden!
** De Tweede Kamer heeft 2 wetgevende bevoegdheden
Slide 11 - Diapositive
En de Koning? Wat doet hij?
Staatshoofd
Niet gekozen maar door erfopvolging
Verplicht wetten te ondertekenen
adviseren ministers
onderdeel van de regering (zonder invloed)
De Koning is onschendbaar => hij kan NIET ter verantwoording worden geroepen door het parlement. De minister is verantwoordelijk.
(uitleg hiervan volgt in par. 1.2)
Slide 12 - Diapositive
Waaruit blijkt dat Nederland een rechtsstaat is?
A
De rechten van de burgers worden bepaald door het staatshoofd.
B
Een minister mag de rechter niet beïnvloeden bij een uitspraak van een proces.
C
De regering heeft geen invloed op de wetgevende macht.
D
De minister kan elke wet invoeren die hij maakt.
Slide 13 - Quiz
Wanneer kregen vrouwen actief kiesrecht?
A
1917
B
1919
C
1950
D
nooit
Slide 14 - Quiz
Tweede Kamer
Eerste Kamer
Recht van amendement
Recht van initiatief
recht van interpellatie
recht van enquête
Budgetrecht
Slide 15 - Question de remorquage
De oranje gekleurde politieke partijen in het plaatje zijn....
A
Oppositie partijen
B
Coalitie partijen
Slide 16 - Quiz
Klassiek grondrecht
Sociaal grondrecht
Vrijheid van meningsuiting
vrijheid van godsdienst
vrijheid van onderwijs
recht op onderwijs
recht op gezondheidszorg
recht op bestaanszekerheid
Slide 17 - Question de remorquage
1848: Grondwetswijziging
Slide 18 - Diapositive
Koning Willem I was onschendbaar. Waar of niet waar?