Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 30 min
Éléments de cette leçon
Lidwoorden in de 1e en 4e naamval
oftewel... in het onderwerp en lijdend voorwerp
Slide 1 - Diapositive
Welk lidwoord krijgt een mannelijk woord normaal?
Slide 2 - Question ouverte
Welk lidwoord krijgt een vrouwelijk woord normaal?
Slide 3 - Question ouverte
Welk lidwoord krijgt een onzijdig woord normaal?
Slide 4 - Question ouverte
Welk lidwoord krijgt een woord in het meervoud normaal?
Slide 5 - Question ouverte
De antwoorden, die je net hebt gegeven zijn de vertaling van de en het.
Hoe zit dat met een?
Slide 6 - Diapositive
Welk lidwoord krijgt een mannelijk woord normaal?
Slide 7 - Question ouverte
Welk lidwoord krijgt een vrouwelijk woord normaal?
Slide 8 - Question ouverte
Welk lidwoord krijgt een onzijdig woord normaal?
Slide 9 - Question ouverte
Welk lidwoord kun je in het meervoud krijgen?
Slide 10 - Question ouverte
dus:
mannelijk: der, ein
vrouwelijk: die, eine
onzijdig: das, ein
meervoud: die, keine/ meine/ deine/ seine (maar niet eine!)
Slide 11 - Diapositive
Waarom gemakkelijk als het ook moeilijk kan?...
De lidwoorden die je net hebt ingevuld bij mannelijk, gelden alleen als je te maken hebt met het onderwerp. In het lijdend voorwerp verandert dit.
Eerst even oefenen...
Slide 12 - Diapositive
ow
pv
lv
Ich
kaufe
das Fahrrad meiner Nachbarin.
Slide 13 - Question de remorquage
ow
pv
lv
Onkel Udo
liest
eine Zeitung.
Slide 14 - Question de remorquage
ow
pv
lv
Deine Tante
sucht
ihre Schuhe.
Slide 15 - Question de remorquage
Heb je hem?
Dan terug naar het lidwoord.
Slide 16 - Diapositive
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
die
die
der
das
ein
ein
eine
meine
Slide 17 - Question de remorquage
Slide 18 - Vidéo
Ich habe (de) ... Zeitschrift (v) gelesen.
A
der
B
die
C
das
D
den
Slide 19 - Quiz
Hast du (de) ... Film (m) schon gesehen?
A
der
B
die
C
das
D
den
Slide 20 - Quiz
(de) ... Vater von Anja hat heute Geburtstag.
A
der
B
die
C
das
D
den
Slide 21 - Quiz
(de) ... Mutter von Anja doch auch?
A
der
B
die
C
das
D
den
Slide 22 - Quiz
Mutti, hast du (een)... Kuli (m) für mich?
A
ein
B
eine
C
einen
Slide 23 - Quiz
(jouw) ... Hund (m)
A
dein
B
deine
C
sein
D
seine
Slide 24 - Quiz
(haar) ... Haus (o)
A
Ihr
B
Ihre
C
ihr
D
ihre
Slide 25 - Quiz
(mijn) ... Bruder studiert noch.
Slide 26 - Question ouverte
Haben Sie (een) ... Bleistift (m) für das Mädchen?
Slide 27 - Question ouverte
Oma bringt der Nachbarin (haar) ... Socken.
Slide 28 - Question ouverte
(de) ... Chef ist heute nicht da.
Slide 29 - Question ouverte
TIP
Bij vrouwelijk, onzijdig en meervoud hoef je niet eerst te ontleden, want de lidwoorden zijn in het onderwerk (1e naamval) en lijdend voorwerp (4e naamval) hetzelfde.