Nationale bijentelling

1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Bijen halen hun voeding uit bloemen. Dit nemen ze mee naar hun korf.
Wat maken ze hiermee?
A
Honing
B
Nectar
C
Bloemsap
D
Stuifmeel

Slide 2 - Quiz

Onderwerp: Nationale Bijentelling
Lesdoel: Je leest de tekst actief aan de hand van
sleutelvragen. Je weet wat verwijswoorden zijn en kann bepalen
waarnaar deze woorden in de tekst verwijzen.
Leesdoel: Na het lezen weet je wat de Nationale Bijentelling
inhoudt en waarom deze telling gehouden wordt. Ze weet ook waarom bijen belangrijk zijn voor de mens.





Slide 3 - Diapositive

Wat betekent het woord ‘nationaal’?
A
een poeder dat op bloemen zit
B
het deel van een bloem dat stuifmeel opneemt
C
planten die op het land groeien en voedsel zijn voor mensen
D
van één bepaald land

Slide 4 - Quiz

Ken je ook nationale tellingen van andere dieren?

Slide 5 - Question ouverte

Insecten zoals bijen halen hun voeding uit bloemen.
Hoe heet dat sap?
A
Honing
B
Nectar
C
Bloemsap
D
Stuifmeel

Slide 6 - Quiz

Door een bijendans op te voeren vertellen bijen elkaar waar nectar te vinden is.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Waar
Niet waar
Bijen kunnen geen wit zien.
Angels zijn ter bescherming.
Er zijn veel te veel bijen.
Bijen herkennen elkaar.
Bijen kunnen ruiken.
Bijen zijn zoogdieren.

Slide 8 - Question de remorquage

Wanneer is in Nederland de Nationale bijentelling
A
4-5 mei
B
dat weet ik niet
C
in mei
D
23 en 24 april

Slide 9 - Quiz

Wat is het doel van de bijentelling?
A
weten hoeveel bijen er zijn
B
waar in Nederland bijen leven
C
zoveel mogelijk informatie verzamelen over de bij
D
gezelligheid

Slide 10 - Quiz

een bij is een insect
A
nee , niet waar
B
C
ja dat is zo

Slide 11 - Quiz

Een hommel is een soort bij.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quiz

Hoeveel vleugels heeft een bij?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 13 - Quiz

De meeste bijen steken niet.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

de honingbij en de wilde bij zijn dezelfde soort bij
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

vlinders en bijen hebben bloemen nodig om te overleven
A
dat is waar
B
dat is onzin

Slide 16 - Quiz

de metselbij en de wolbij kun je beide in Nederland tegen komen
A
niet waar, alleen de metselbij
B
waar, je kunt ze beide tegenkomen
C
niet waar, alleen de wolbij
D
niet waar

Slide 17 - Quiz