Argo les 4: vertaling tekst 4

Herhaling
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Herhaling

Slide 1 - Diapositive

αυτικα
κατα
αει
μεν ... δε
νυν
(verspreid) over
meteen
nu
.... maar
altijd

Slide 2 - Question de remorquage

αι μαχαι
A
nom ev vrl
B
nom mv vrl
C
nom mv onz
D
nom mv mnl

Slide 3 - Quiz

τους ηλιους
A
acc ev mnl
B
acc mv mnl
C
nom mv vrl
D
acc mv onz

Slide 4 - Quiz

τον βιον
A
nom. ev. mnl
B
acc. ev. onz
C
acc ev. mnl
D
acc ev. vrl

Slide 5 - Quiz

αλλα
A
en
B
nu
C
ook
D
maar

Slide 6 - Quiz

το θηριον
A
nom ev onz
B
acc ev onz
C
nom mv onz
D
acc mv onz

Slide 7 - Quiz

φερουσιν
A
hij draagt
B
zij dragen
C
dragen

Slide 8 - Quiz

φερειν
A
hij draagt
B
zij dragen
C
dragen

Slide 9 - Quiz

Vertaling tekst 4 Argo

Slide 10 - Diapositive

Welke god en godin worden in de eerste alinea genoemd als vader en moeder?

Slide 11 - Question ouverte

Welke twee groepen τεκνα worden onderscheiden?
A
κορας :῾Εστια, Δεμετηρ,῾Ηρα
B
κυκλωπας, ἑκατονχειρες,
C
Οὐρανος, Γαια, Ἡλιος
D
νεανισκους : Αἱδης, Ποσειδων, Ζευς

Slide 12 - Quiz

Ὁ δε Κρονος τα τεκνα ἐχθει (r.6).
Op grond van welk schrikbeeld haat Kronos zijn kinderen?
Hij vreest dat ze ...
A
... oorlog gaan voeren
B
... de macht zullen overnemen
C
... hun moeder pijn gaan doen.
D
... 2500 jaar later zielige jongeren zullen dwingen een dode taal te leren

Slide 13 - Quiz

Hoe weet hij uit eigen ervaring dat dit schrikbeeld reëel is? Antwoord in eigen woorden

Slide 14 - Question ouverte

Wat had hij het liefst willen doen om die problemen te voorkomen.
A
καταπινειν (=opslokken)
B
έκτρεφειν (=opvoeden)
C
Ἀποκτείνειν (=doden)
D
Ἀποκτείνειν, variant 2 (=Lasse doodslaan met zijn Grieks-boek)

Slide 15 - Quiz

Waarom kan dat niet?
A
ἀθανατοι
B
τον θρονον
C
νεογονον
D
τον στομαχον

Slide 16 - Quiz

Wat doet hij in plaats daarvan? Gebruik je eigen woorden.

Slide 17 - Question ouverte



Kronos eet één van zijn kinderen op (Francisco Goya, ca. 1823)

Slide 18 - Diapositive

Welk kind van Kronos en Rhea wordt bedoeld in r. 12-16?
A
Hera
B
Poseidon
C
Zeus
D
Rafke

Slide 19 - Quiz

In deze alinea wordt zijn naam niet genoemd, alleen maar verwijzingen. Wat verwijst NIET naar Zeus?
A
- το νεονατον τεκνον (r.13)
B
- τὸν υἱον (r.14)
C
- εἰς την Κρητν (r.14)
D
- τον νεανίσκον (r. 15)

Slide 20 - Quiz

Noteer in het Nederlands de vertalingen van alle persoonsvormen in r. 13-16 en leg aan de hand daarvan uit hoe de list werkt.

Slide 21 - Question ouverte

δολον (r. 13). Om welke reden verzint Rhea eigenlijk die list?
A
ἡ λύπη τείρει
B
το γαρ νεώτατον τεκνον κρύφα τίκτει
C
τον υἱον εἰς τὴν Κρήτην φέρει.
D
αί Νύμφαι τὸν νεανίσκον έκτρέφουσιν.

Slide 22 - Quiz

In. r. 13-16 staat tweemaal het woord κρύφα ("in het geheim"). Voor wie moet dit allemaal geheim blijven?
A
Ouranos
B
Kronos
C
Zeus
D
Hera.

Slide 23 - Quiz

Welke goden zijn hier afgebeeld? (Nee, Tommy en Florian, jullie zijn geen goden     )

Slide 24 - Diapositive

Welke goden zijn hier afgebeeld?

Slide 25 - Question ouverte

Leg in eigen woorden uit wat Zeus doet om de macht te grijpen.

Slide 26 - Question ouverte

acc mv vrl
acc mv onz.
nom mv mnl
acc mv mnl
nom mv vrl
νεανισκους
κοραι
νεανισκοι
τεκνα

Slide 27 - Question de remorquage

Combineer het juiste zelfstandig naamwoord uit de eerste alinea (r.1-5) met de juiste naamval, getal en geslacht. 
nom ev mnl
nom ev vrl.
nom ev onz.
acc. ev vrl
Ρεαν
τεκνον
Ρεα
Ζευς

Slide 28 - Question de remorquage